812'

DE HOLLANDSCHE REVUE.

welke de leiders van den Zuid-Afrikaanschen oorlog voorspeld en beloofd hadden, na het eindigen van den oorlog de Boerenbevolking deelachtig te doen worden.

De reden tot den oorlog tegen de Boeren zat in de goudmijnen; dat wordt al niet meer betwist. Die goudmijnen waren echter in volle exploitatie en leverden millioenen en millioenen aan dividenden.

Wat wilde men meer?

Feit was echter, dat ook vóór den oorlog reeds werkkrachten in de mijnen ontbraken, en dat de Boerenregeering in de oogen der mijneigenaars een sta-in-den-weg vormde, om zich die te verschaffen. Maar bovendien had die Boerenregeering zeggenschap over de nieuwe goudhoudende gronden, die ontdekt werden; en om die te ontginnen, waren nog meer werkkrachten noodig. En dan bestonden er zekere beperkende bepalingen ten opzichte van het gebruiken van Kaffers als werkkrachten, die den mijneigenaars hinderden. De Boeren zelf hadden op hunne hoeven ook massa's kaffers, die de mijneigenaars liever in de mijnen gezien hadden.

Dit alles werkte mede om de Engelschen te doen snakken naar de politieke macht in Transvaal. En vandaar de oorlog.

Doch nu?

Ze hebben de politieke macht, maken nu zelf de wetten. Het Boerenvolk is in zoo groote mate geruïneerd, dat het aantal Kaffers in hun dienst zeer verminderd is.

Maar tóch is er geen sprake van, dat de toestand gekomen is, waarop de mijneigenaren hadden gehoopt. Willen ze nu de mijnen exploiteeren zooals ze wenschen, dan moeten er Aziatische werkkrachten komen! Maar schier de geheele bevolking staat daartegen op, zoowel de Engelsche arbeiders als de Boeren. In dezen bestaat er tusschen Johannesburg en Pretoria geen verschil. En natuurlijk hebben de Kaffers, die in de mijnen werken, en dat zijn er ook al een paar honderdduizend, ook niets op met die nieuwelingen, waarmee ze bedreigd worden. Terwijl juist de ruïneering van duizenden Boeren, den landbouw der Kaffers in Bethshoeanaland, Basutoland enz. ten goede is gekomen, waardoor zich uit deze stammen minder werkkrachten aanmelden voor de mijnen, en degenen die naar de mijnen gaan dus heel wat hoogere eischen kunnen stellen.

De tweede groote grief van de heeren mijneigenaars is dan ook: de hooge loonen.

De regeering is bereid de Aziaten te laten komen, en deze zijn ook wel te vinden. Toen onlangs gemeld was, dat China geen toestemming wilde geven, was 't de Japansche regeering die onmiddellijk liet weten, dat er Japanners te bekomen waren.

Maar men drijft er de blanke arbeiders die er zijn, van welke nationaliteiten ook, mee op één hoop met de Boeren, en waar de z.g. „Uit-

landers" toch al door en door teleurgesteld zijn wegens het uitblijven van de gulden tijden, die men zich na den oorlog had voorgesteld te zullen beleven, is er heel wat gevaar verbonden aan de komst van die Aziaten.

Tal van vooruitziende Engelschen hebben dan ook thans vierkant positie gekozen tegen lord Milner, den slaafschen dienaar der mijnmagnaten, en willen aan de komst van de Aziaten niet medeplichtig zijn. Ouder deze is o.a. de mijnkommissaris Wyberg, een der hooggeplaatste ambtenaren, (welke om die reden zijn ontslag reeds heeft genomen), Creswell, een mijndirekteur, en de invloedrijke journalist Monypenny.

De inhaligheid der mijnmagnaten baart nu aan het Engelsche bestuur dezelfde zorgen, die ze vroeger aan Kruger en de zijnen baarde. Maar toen wisten ze de Engelsche arbeiders mede te krijgen door ze met chauvinistische praatjes om den tuin te leiden; thans gaat dat evenwel niet meer.

Het is een ekonomisch konflikt, waarin de tegenstrijdige belangen van kapitaal en arbeid duidelijker dan ooit uitkomen, en waarbij ook weer, als schier altijd, het belang van den Arbeid samenvalt met de belangen van Staat en Gemeenschap.

x _ De afgevaardigde Eisenkolb,

Los-van-Rome j i *j i ±-

beweging een van cle hoofdmannen der antiroomsche beweging in Oostenrijk (los van Rom), heeft te Berlijn medegedeeld, dat in de laatste 5 jaren 40.000 menschen in Oostenrijk van het katholicisme naar het protestantisme zijn overgegaan, en dat in dien tijd 30 protestantsche kerken en meer dan 100 preekplaatsen (Predig-stationen) zijn gesticht. Hoewel in kalmer vaarwater dan vroeger, was de beweging' daarom toch niet minder krachtig. Wat nu bereikt was, is slechts een begin, want de kansen voor het Evangelie-werk in Oostenrijk waren niet ongunstig.

rr m± , , Zal er oorlog komen

Komt er oorlog tusschen, , T -n Japan en Rusland? uss,c',e" J;lPau e.n Rus" land? Dat is eigenlijk

op het oogenblik de grootste vraag, die de wereldpolitiek bezig houdt. En één ding is duidelijk: Rusland wil niet terug. Als Japan niet terugkrabbelt, komt er oorlog.

Op liet eerste gezicht — zoo deed een onzer dagbladen onlangs in zijn buitenlandsch overzicht uitkomen — lijkt het eenigszins zonderling, dat een land als Rusland, met zijn ontzaglijken omvang, er op uit is nieuw land te annexeeren. Het is onbegrijpelijk, dat het zooveel waagt om Mantsjoeiïjë in te pikken en in Korea vasten voet te krijgen. Maar wie de ekonomische ontwikkeling van Rusland in de laatste 20 jaren en vooral in de laatste 12 jaren nagaat, begrijpt het wel.

In Rusland is kunstmatig, voornamelijk door den minister Witte, die onlangs in ongenade viel, een groote industrie gekweekt. Met Fransche