858

DE HOLLANDSCHE REVUE.

Plasschaert levert dan een beschouwing over de Millets in het Museum Mesdag en over H. J. Haverman's werk, terwijl J. Hora Adema het tweede bedrijf heeft afgestaan van zijn nieuwe drama in vijf bedrijven: „Adèle van Beukenrode".

Van Willem Kloos ten slotte een tweetal sonnetten en een „Literaire Kroniek", waarin hij in een polemiek met Van Nouhuijs treedt naar aanleiding van diens artikel over Nicolaas Beets in de April-afleveriug van „Groot-Nederland".

TIJDSCHRIFT VOOR ARMENZORG EN KINDERBESCHERMING.

Mej. Joh. ter Meulen bespreekt een Engelsch boek: „The battle with the slum" („De strijd niet de achterbuurten") geheeten, waarin de auteur (Jacob Riis) verhaalt van hetgeen er in New-York tot opruiming van krotten en voor woningverbetering in de achterbuurten gedaan is en nog wordt

Riis begint met ons een beeld, een zeer treurig beeld, te geven van de woningtoestanden der armen in New-York. Hij zegt:

Wat voor Rome de muren deden, dat deden de rivieren voor New-York, n.1. de bevolking in kleine ruimten bijeen pakken, en de hoogte deihuizen fabelachtig toenemen. Welsprekend schetst hij ons al de ellende, die geleden wordt in de krotten der achterbuurten, wier huren zoo hoog zijn dat zij behalve de interest van het kapitaal, nog een zeer ruime risico premie bevatten.

Met den huurder werd heelemaal geen rekening gehouden, zegt hij, men verwachtte niets van hem en „he came up to the expectative as men have a trick of doing."

Met gloeiende verontwaardiging trekt hij dan te velde tegen de huisjesmelkers, die altijd als verontschuldiging voor den slechten staat hunner woningen de vuilheid en zorgeloosheid van de huurders aanvoeren, alsof niet het dulden van vuilheid en zorgeloosheid juist het kwaad was, waarvoor zij, en zij alléén, verantwoordelijk waren. Hij verhaalt van de groote sterfte iu deze krotten, (van 17 a 18 pCt. der levenden); van de enorme kindersterfte vooral en van die tijdens het lieerschen van epidemische ziekten; van deze „holen des doods" waar nooit een zonnestraaltje binnen dringt . . . die donker, vochtig en ellendig zijn. . . . Hij verhaalt ons den strijd, den moeilijken kostbaren strijd tegen de krotten der achterbuurtenen zeer typisch zegt hij : „complexen van krotten zijn als een brand; men moet ze voorkomen of hun voortgang belemmeren. Ze te verdrijven is een moeilijk werk, met onzeker succes".

In een der andere nummers wordt het een en ander medegedeeld over: „De ontwikkeling van het doofstommen-onderwijs", waaraan we de volgende opgaven ontleeneu :

De eerste doofstommeninrichting in Duitschland werd op 14 April 1778 door Samuel Heinicke

in Leipzig geopend. Tien jaren later, in 1788, stichtte zijn schoonzoon Dr. Eschke, een tweede inrichting te Berlijn, de eerste in het koninkrijk Pruisen; in 1817 volgde de bouw van een instituut te Königsberg en in 1820 die van eene inrichting voor Westfalen te Kentrop, welke later naar Munster werd verplaatst. Deze drie Pruisische inrichtingen — Berlijn, Königsberg en Munster — hadden tevens ten doel, geschikte candidaten en hulp-onderwijzers tot doofstommenonderwijzers te vormen. De eerste inrichting in Beieren werd opgericht in 1804 te Treising; de eerste in Würtemberg in 1807 te Gmünd; de eerste in Baden in het jaar 1783; de eersten in Nassau en Oldenburg in de jaren 1817 en 1820.

Hoe 't op het oogenblik met het doofstommenonderwijs in de verschillende landen van Europa staat, kan verder uit de onderstaande tabel blijken:

I o =

O) o> c

—' 60_ 6D,-; _ V

LANDEN. B-g® -£-§2 cs2

a <■£.% <-o.5

.9"" .9° w

Duitschland 3 91 6458

België — 12 926

Denemarken 1 3 rond 400

Finland j — 8 483

Groot-Brittannië... 1 65 3073

Holland 1 4 504

Italië I 2 47 2299

Croatië — 1 46

Noorwegen — 5 309

Oostenrijk 2 25 1784

Oostzeeprovinciën. — 6 269

Rusland — 20 885

Zweden j — 12 803

Zwitserland j — 16 j 732

Spanje — 11 circa 475

Hongarije — 8 492

Frankrijk 2 63 3884

EIGEN HAARD.

't Gaat natuurlijk niet aan alle artikelen uit de laatste vier afleveringen op te sommen. We moeten dus wel volstaan met de verzekering, dat dit weekblad zich met zijn tekst en zijn illustratief gedeelte op zijn oude, hooge pijl blijft handhaven, 't Kan dan ook moeilijk meer in huiskamer en leesgezelschap gemist worden.

Deze maand is er een nieuw feuilleton in begonnen, nml. „Zijn zoon en zijn huis", een novelle van L. E.

Ook wordt het artikel van den heer Wouter Cool over „De Havenwerken van Rotterdam" voortgezet, dat bizonder uitmunt door de talrijke en zeer mooie fotografische illustraties, waarvan onderscheidene door den heer Cool zelf zijn genomen en met welken hij het bewijs levert van zijn bekwaamheid ook in 't hanteeren der camera.