CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

3

lijk geen groepeering is, de menschelijke

geest die erbij fantaiseert.

Wanneer bijv. een op regelmatige wijze onderbroken geluid: het tikken van een klok wordt gehoord, zal men niet kunnen laten deze tikken in groepjes van twee of drie te hooren, groepjes die door sommigen weer opnieuw tot grootere groepen worden samengevat, dus:

of later:

J J J J I J * J J of J J j J Jé

12 34ll2 34 12 34 5 ü

of e è e e e e

1 2 3 4 5 6

Dat hier de grondslag ligt van de gebruikelijke maatsoorten is zonder meer duidelijk.

§ 2.

Op verschillende wijze kan nu deze neiging tot ordening door uiterlijke middelen worden ondersteund, waardoor ze van het geestelijk gebied in het werkelijke — of wil men materieele .— komt.

Tot deze middelen behoort allereerst de dynamiek, bijv.

Bij al deze middelen bleef de duur onaangetast. Doch wanneer deze onderling

gaat verschillen krijgen we opnieuw een bekend groepeeringsmiddel, bijv.:

J J J J of J J J J J J

Daar men de verlenging zou kunnen beschouwen als een in den tijd uitgetrokken accent, is hier (toevallig) uit den tweedeeligen rhythmus een driedeelige ontstaan en uit den driedeeligen een vierdeelige (d.i. een dubbele tweedeelige).

[Dat hier een omgekeerde weg wordt gevolgd als gewoonlijk is duidelijk. Gewoonlijk wordt rhythmus beschouwd als een gevolg van verschillende notenwaarden. Hier is: verschillende notenwaarden gevolg van rhythmus].

Zoo zou uit den vierdeeligen echter op natuurlijke wijze de vijfdeelige groeien: J I J J waaruit men ziet, dat de voor de hand liggende (en dus ook meest natuurlijke) groepeering van de vijfdeelige maat 3 + 2 is en niet omgekeerd.

Het „begrijpen" van de vijfdeelige maat is reeds een vrij moeilijke rhythtnische opgave, waardoor te verklaren is, dat ze zoo laat in de literatuur haar intrede heeft gedaan en toch nog weinig wordt toegepast.

Zoo is de zevendeelige maat te denken als een 6-deelige met verlenging van het eerste maatdeel, dus: <_J J J | J J J

Alweer hier dus de natuurlijke groepeering 4 + 3 en niet omgekeerd. Ons zijn slechts weinige en onbelangrijke fragmenten in deze maat bekend en toch lijkt ze niet ongeschikt om te componeeren.

Om deze maat te kunnen voelen telle men 1—2 3 | 4 5 6, wat een mathematisch onjuist hulpmiddel lijkt, doch ons rhythmisch voelen op den weg helpt.

§ 4.

De articulatie werkt meestal op dezelfde wijze als de verlenging bijv.: J J J J J J is rhythmisch vrijwel gelijk aan J J ^ J en vormt op gelijke wijze driedeeligen rhythmus.