38

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

primeering van alle voorgaande wijze lessen.

De pianoleeraar leere ook dit boek kennen!

Mart'e Jaëll: Nouvel Enseignement Musical et Manuel — Lecon de Continuité auditive basée sur la découverte des Boussoles tonales. — Paris: Les Presses Universitaires de France. (Prijs niet aangegeven.)

Ik heb een oogenblik geaarzeld; mij afvraagd: zal ik dat boek kunnen bespreken zonder het te gaan bespotten ? En wanneer ik 't bespot, ben ik dan niet onrechtvaardig tegenover de schrijfster, die toch blijkbaar geheel ter goeder trouw neergeschreven heeft, wat in 't boek staat?

Ik bepaal mij dus tot het constateeren dat de schrijfster zich schijnt te hebben overgegeven aan de occulte wetenschappen; dat zij in de verklaring, van 't geen zij noemt (en beweert te hebben ontdekt) de „tonale kompassen," in duidelijkheid te kort schiet; dat zij verband gevoelt tusschen „duimen draaien" (de geliefde bezigheid van, na 't eten, half ingedutte oude heeren) en het bewust waarnemen van intervallen; dat zij, in den slotzin, beweert volgens „onbekende berekeningen" uit haar instrument een „nieuwe muziek" te halen. Ten slotte, dat ik, na 't meermalen doorlezen van het boekje, mij volkomen bewust ben geworden van den gemoedstoestand van Kothner, wanneer hij (in de Meistersinger) zingt „Ja, ich verstand gar nichts davon!"

/. Bayer: Manuel de Pédagogie Musicale. Préparant aux Examens de la Ville de Paris.

a. Premier Volume: Pédagogie orale.

b. Second Volume: Pedagogie écrite. Paris: Alphonse Leduc. Pr. a. Net. 4 frs.

b. 15 frs.

De schrijver van deze uitmuntende boeken zegt in zijn voorrede: „dit boek is niet een nieuwe" Muziek-Theorie „want

(ik geef een zeer gecomprimeerd uittreksel van zijn woorden) er bestaan reeds genoeg voortreffelijke boeken op dat gebied."

Dan gaat hij verder: „Ons doel was „niet, de muziek te leeren, maar wel te „toonen hoe zij kan worden onderwezen." Uitgaande van dat denkbeeld geeft hij een reeks van ontwerpen, die aantoonen hoe een muziekles kan worden ingericht, welke onderwerpen kunnen worden behandeld, welke vragen gesteld.

Ik noem de beide boeken, naar plan, inhoud en uitwerking „prima" en ga dan verder niet er op in. Zij geven mij evenwel aanleiding tot de volgende beschouwing: de Fransche onderwijzer (laat mij hem ter verduidelijking „schoolmeester" noemen) moet — evenals zijn Nederlandsche collega — op de school waar hij werkzaam is, zangonderricht geven. De besproken boeken moeten dienen om hem voor dat deel van zijn taak te bekwamen. Leest nu de bladzijden waarop de examen-eischen voor het vak „zingen" zooals ze in Frankrijk worden gesteld aan den onderwijzer der Lagere School, vergelijkt ze met de hier te lande geldende examen-programma's, en zegt mij dan of gij bij 't lezen, en 't constateeren van het verschil niet schaamrood zijt geworden.

Ter anderer plaatse zal ik over dat onderwerp, en naar aanleiding van de boeken van Bayer, nog eens behoorlijk mijn hart luchten; maar hier zeg ik: alle, die met mij en vele anderen, willen strijden voor verbetering van 't zangonderwijs op de lagere school, vinden in deze boeken scherpe wapenen; zij mogen ze aanvatten en leeren hanteeren!

Ik resumeer: de leerboeken die ik heb leeren kennen, hebben mij een hoogen dunk gegeven van den stand van 't muziekonderwijs in Frankrijk. Wij kunnen er veel uit leeren en moeten er veel van overnemen.