58

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

werken. Niet lang heeft de Amsterdamsche Kunstkring bestaan, doch gelukkig is het koor gebleven. Of liever: uit zijn kern is voortgekomen de „Schola Cantorum" eene vereeniging die zich zoo niet uitsluitend, dan toch bij voorkeur toelegt op de vertolking van oude muziek en die uitvoeringen geeft, welke gewoonlijk op een hoog peil staan.

Na den Amsterdamschen Kunstkring ontmoeten wij Cuypers als directeur bij de Christelijke Oratorium-Vereeniging. Eerst als plaatsvervanger voor Joh. Schoonderbeek, die door langdurige ongesteldheid zijne fnnctie niet kon waarnemen. Later als tweede dirigent naast Schoonderbeek. Ook hier vallen tal van goed voorbereide en welgeslaagde uitvoeringen te boeken. We denken, om er een paar te noemen, aan de „Messias" van Handel, „Die Schöpfung" van Haydn, 't „Requiem" van Verdi.

Tijdens de afwezigheid van Mengelberg leidde Cuypers eenigen tijd het ToonkunstKoor. De Amsterdamsche Afdeeling mag hem danken voor de kennismaking met een belangrijke noviteit: het Mysterium „Giovanna d'Arco" van Errico Bossi, een werk dat Cuypers een paar jaren terug in den Amsterdamschen Kunstkring had geïntroduceerd, doch dat door de voortreffelijke bezetting eerst hier in al zijn glans en pracht stralen kon.

Tot het meer paedagogische gedeelte van Cuyers' werkkring behoort het opleiden van knapen voor den kerkdienst. Vaak heeft zijn knapenkoor op de hierboven genoemde uitvoeringen medegewerkt en treffend waren altijd: de mooie klankontwikkeling, de zuiverheid van toon, de expressie van het woord, het gevoelige in de voordracht. Momenten van ontroerende schoonheid heeft het knapenkoor ons menigmaal geschonken. Een enkele maal heeft Cuypers met zijn jongens een demonstratie van het Gregoriaansch gegeven.

De vrees die eenigen tijd geleden bestond dat Cuypers ons land zou verlaten

om zich metterwoon te Weenen te vestigen is gelukkig ongegrond gebleken. Cuypers heeft de eervolle benoeming, die hij uit het buitenland ontvangen had niet aangenomen en hij blijft dus voor ons land behouden. Hierover mag men zich verheugen. Want Cuypers staat thans nog in de kracht van het leven. Veel heeft hij reeds gearbeid. Meer nog mag er zoowel van den scheppenden als van den herscheppenden kunstenaar verwacht worden; tot heil van ons muziekleven.

J. W. KERSBERGEN. * * *

Ook van harte wensch ik den een-envijftigjarigen Bart Verhallen geluk, daarbij denkend aan een oude goede herinnering, die helaas door mijn verblijf buiten de centra van ons muzikaal leven alleen bleef.

Meer en nieuwere heugenissen van zijn werk heeft W. Landré, naar wien ik, erkentelijk voor zijn bereidvaardigheid tot spreken, mee ga luisteren.

Ditmaal moet Bart Verhallen, die 11 dezer zijn drie en vijftigsten geboortedag gevierd heeft, herdacht worden; een ouwerwetsche muzikant, met ooren aan zijn hoofd, die het vak verstaat! Van jongs af is Verhallen in de practijk geweest en dat heeft hem gemaakt tot een dier bruikbaren, die in het orkest een viool en een alt-partij uitstekend kunnen spelen en die er tevens niet tegen op zien als het, bijvoorbeeld in geval van onverwachte ziekte, noodig is de partij van een of ander blaasinstrument voor hun rekening te nemen.

Nadat hij zijn opleiding aan de Kon. Muziekschool te 's Gravenhage ontvangen had, begon Verhallen zijn carrière als lid van het orkest van de Fransche Opera aldaar; niet veel later zag hij zich aangesteld tot directeur van de Haagsche Schutterij-muziek, van vereenigingen te Schiedam en Scheveningen, terwijl hij een trouwe medewerker was van de Diligentia-concerten onder leiding van Hol en