122

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

Wat is hiervan de beteekenis en bedoeling?

Dat opschrift („De Melancholie") karakteriseert het Adagio molto e mesto van Beethoven's opus 59 No. 1 zeker juist. Dat het authentiek is mag men evenwel betwijfelen. Het ontbreekt in Eulenburg's kleine partituuruitgaaf en wordt in de biografieën van Thayer-Rietnann en Paul Bekker niet vermeld, ook niet in Kalischer's register op Beethoven's brieven. Wij zullen wel eens verder zoeken. Of kan iemand ons inlichten?

iiiiuiliiiiiiiiiiii!:::::::;:i:::i!!i!iii::ii:::::!! ^iiiiniJiiiuiiiiii.ihinniii.iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHliiiii

Belangrijke Data.

16 Febr. f Johannes GijsbertusBastiaans 1812-1875.

* Willem Kes 1856.

t Chr. Louis Heinrich Kohier 1820—1886.

* Jacques Pierre Rode 1776—4830.

* Philipp Scharwenka 1867—1917. f Giuseppe Tartini 1692—1770.

18 ,, * Antoon Averkamp 1861.

* Georg Henschel 1850.

19 „ * Luigi Boccherini 1763—1800.

* Felipe Pedrell 1841-1922.

20 ,, * Charles Auguste de Bériot 1802—1870.

* Henri Vieuxtemps 1829—1881.

* Karl Czerny 1791 — 1851.

f Gustav Adolf Heinze 1820—1906.

* Emiel Hullebroeck 1878.

21 „ * Léo Delibes 1836-1891.

* Emil Hartmann 1836 — 1898.

22 ,. * Samuel de Lange 1840—1911.

* Niels Wilhelm Gade 1877—1890.

* Frédéric Francois Chopin 1810—1849. t Hugo Wolf 1860-1903.

23 „ f Woldemar Bargiel 1828-1897.

* Georg Friedrich Handel 1685—1759.

* Eduard von Hartmann 1842—1906. « Adolf Kullak 1823—1862.

24 ,. * Arrigo Boito 1862—1918.

* Jean Baptiste Cramer 1771 — 1808.

* Frans Dunkier 1816-1878. f Ignaz Lachner 1807—1895.

* jean Poneigh 1876.

25 ,, f Anton StepanowitsjArenski 1861 —1905.

26 „ f Felix Draeseke 1835—1913.

f Jan Pieter Heije 1809—1876.

27 ,. * Alexander Borodin 1834—1887.

f Hendrik Arnold Meijroos 1830—1900.

* Anton Reicha 1770-1836.

28 „ * Edgar Istel 1880.

29 ,, * Gioacchino Antonio Rossini 1792—1868.

* Joseph Hubert Cramer 1844-1899.

Gedenken wij na Leander Schlegel nog een der onzen van zijn tijd, een die zeker ook een voorname figuur was, maar, andersgezind, behoefte had aan groot en velerlei werk, en het ook vond, evenwel in de mate die hem scheen te bevredigen niet dan laat en buiten zijn vaderland. Ik bedoel den op 22 Februari 1840 geboren Samuel de Lange. Maar wij zullen 't moeten stellen zonder persoonlijke herinneringen. Ik heb hem niet gekend en weet niemand die hem als ouderen vriend zou kunnen schetsen gelijk ons Landré den fijnen Haarlemschen Schumanniaan heeft afgebeeld, of ten minste wat meer van hem vernam dan hijzelf ruim dertig jaren geleden Viotta voor de biografieënreeks Onze Toonkunstenaars berichtte, gul met recensies maar karig met eigen gevoelens en vooral met meedeelingen over de verhoudingen tusschen zijn idealen en zijn omgevingen. Ook zijn uiterlijk heugt mij maar vaag en ik zie tot mijn verwondering hem dan nog het duidelijkst veraf, tenger in een grijs overjasje met een slappen hoed van vergeten kleur op zijn tamelijk scherpgelijnden kop (waarvan zijn broer Daniël een veel decoratiever type had) onder de kap van het Haagsche Staatsspoor-, destijds Rijnspoorstation, niet gerokt en gelokt aan den directielessenaar in het Haagsche Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, waar ik toen toch juist uren onder zijn gehoor had gezeten bij het Toonkunstmuziekfeest van ! 888. Zijn leiding gaf mij dus geen diepen indruk. Dat bewijst niets, maar het schijnt dat ze voor velen in verschillende plaatsen en tijden niet machtig was.

Na pianostudie bij Winterberger te Weenen, contrapuntstudie bij Damcke te Brussel, een kunstreis met Servais naar Warschau, Weenen, Boedapest, Praag en Lemberg, nog een naar Weenen en tot contrast naar menig aartsvaderlijk primitief Galicisch, Boekowijnsch en Roemeensch oord met zijn broer Daniël, die destijds