CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

! 35

Fiorillo, Gaviniés en Dont? Mij blijkt b.v. steeds meer, hoe Sevcik's vioolschool Op. 6 onlogisch en onprogressief in opbouw is en hoe verward nog zijn z.g. Halbtonsystem. Dan zijn er toch heusch betere elem. vioolscholen verschenen, die het halbtonsystem huldigen, (o.a. Crickboom, Drilsma).. Carl Flesch zal het zeker met mij eens zijn, dat elk werkelijk goed onderricht in het vioolspel, tot de hoogste trap van ontwikkeling, de nauwkeurigste kennis van het elem. onderwijs vooropstelt, omdat daarop alles berust en daarvan moet uitgaan. Zonder twijfel kunnen de uitstekende lessen, in het werk van Fl. vervat, van groote waarde zijn voor het elem. onderwijs.

Al moge het gezegde van Flesch, dat het einddoel der vioolstudie de openbare voordracht van eene compositie moet zijn, veel waarheid bevatten, toch zal zijn werk niet minder welkom zijn aan hen, die hoofdzakelijk voor zichzelf de voldoening willen smaken, de meesterwerken der vioolliteratuur goed en mooi te kunnen spelen. Eveneens voor leeraren, die zich tot taak gesteld hebben en voor wie het hoogste streven is, al hunne krachten aan hun leerlingen te wijden. Het spreekt van zelf, dat daarvoor eene grondige en diepgaande studie, ook der didactische literatuur, noodig is. Hoevele omstandigheden zijn er niet, waardoor slechts weinigen tot het door Flesch genoemde einddoel geraken en hoe weinigen zijn er, die door vlekkelooze wedergave der meesterwerken, in waarheid de bemiddelaar tusschen den schepper en het auditorium kunnen zijn. Niemand van hen, die Carl Flesch als uitvoerend kunstenaar kennen, zal betwijfelen, dat hij tot die weinige uitverkorenen behoort. Hoevelen hebben hem reeds, ook door zijn vroeger verblijf te Amst., als paedagoog van groote beteekenis leeren kennen. (Door zijn „Urstudien" voor het eerst als didacticus.) Zijn werk „Die Kunst des Violinspiels" doet op zijne buitengewone gaven het volle licht schijnen.

Zijn voornaamste voorgangers, die op didactisch gebied meesterwerken schiepen, waren Leopold Mozart, Baillot, Bériot Spohr. Joachim en Capet. Ook Tartini en Kreutzer hebben ons in dien zin bewijzen nagelaten van hun buitengewoon talent. Ofschoon in die werken, over verschillende onderwerpen, door Flesch behandeld, hoogst belangrijke dingen gezegd worden, moet men erkennen, dat het werk van Flesch, wat volledigheid, nauwkeurigheid en zakelijkheid (vooral met het oog op de moderne vioolspelkunst) aangaat, alles overtreft.

Van al het belangrijke, o.m. over de „Fingerstrich", het vibrato, de loonvorming, de vingerzetting (Een goede les voor hen die in de Duitsche uitgaven slechte „Revisions" geleverd hebben) spant het hoofdstuk over „Der rechte Arm" m.i. de kroon. Vooral daarvoor kan men geen voldoende lof en bewondering hebben. Wel zijn er enkele punten, waaromtrent ik mij niet geheel met zijn opinie vereenigen kan, o.a. de positieverbinding, ook bij de toonladders; het opzetten en liggen laten der vingers, de spanoefeningen, de waarde van bepaalde etudes; dat de „Fingerstrich" uit de Belgische School afkomstig is, enz. Doch daarover valt niet te redetwisten, allerminst op deze plaats. Ten slotte komt het werk niet het minst ten goede aan den len rangs orkestviolist, aan wien toch zulke hooge eischen gesteld worden, niet alleen ten opzichte van muzikaliteit, rythmiek en ensemble-spel, maar vooral ook wat betreft geacheveerdheid der techniek. Welk een repertoire van de klassieke totde meest gecompliceerde moderne werken heeft hij niet te beheerschen!

Ik acht het werkelijk overbodig, ieder weldenkend violist de kennismaking met dit standaardwerk aan te bevelen. De naam Carl Flesch zegt genoeg. Mij dunkt, dat iedereen de Hollandsche uitgave met spanning te gemoet mag zien. Den Maestro Carl Flesch onze hulde.