158

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

Een van Mossel's beste leerlingen zal dus zijn werk voortzetten; het doet me genoegen, dat een Nederlander op deze plaats gekomen is. Denkt u niet dat ik tot de gemeente behoor, die alle vreemdelingen verjagen wil! Geen sprake van. Edoch, als wij in eigen land geschikte mannen kunnen vinden dan zou het dwaasheid — eigenlijk erger dan dat — zijn, een vreemdeling te roepen. Iedereen die Max Orobio de Castro kent, als uitmuntend violoncellist en als mensch, zal zich over deze benoeming verheugen.

Te Weenen is weer eens een jonge zangeres met buitengewonen bijval in de Staats-Opera ontvangen, Mej. Nemith, een Hongaarsche, die geroepen is om Marie Jeritza te vervangen. Mevrouw Jeritza, even groot zangeres als tooneelspeelster, is het troetelkind van het Weensche publiek, dat haar echter een groot deel van het jaar missen moet. Want de zangeres, die ieder jaar November te Weenen weenende afscheid neemt en verklaart dat de Weeners haar zoo lief zijn, blijkt de dollars nog liever te vinden. Ten minste sedert een jaar of vijf gaat zij in het begin van November naar Amerika en gewoonlijk pas in Mei zien de Weeners haar weerom. En van optreden komt er dan gewoonlijk niet veel meer, na zoo een veeleischend vermoeiende wintercampagne. Nu hoopt men in Mej. Nemith een waardige plaatsvervangster van de groote Jeritza te zullen winnen. De jonge Hongaarsche was na den oorlog op een groot kantoor te Boedapest werkzaam. Haar mooie stem trok echter zoo sterk de aandacht dat men haar in de gelegenheid stelde haar talenten te ontwikkelen. In het eind van het vorige jaar heeft Mej. Nemith in de Opera te Boedapest haar eerste triomf gevierd: thans kan haar aanstelling te Weenen verwacht worden.

Richard Strauss zal nu als directeur van de Staats-Opera aldaar, de handen vol hebben; want zijn mededirecteur Franz

Schalk, wiens gezondheid reeds lang te wenschen overliet, heeft zich genoodzaakt gezien een ziekteverlof van zes weken te vragen en is naar de Rivièra vertrokken om daar herstel voor zijn kwalen te zoeken.

18 Mei a.s. hoopt onze Bernard Zweers zijn zeventigsten geboortedag te vieren. Te dier gelegenheid zal in het Concertgebouw te Amsterdam zijn derde Symphonie „Aan mijn Vaderland" ten gehoore gebracht worden. Evert Cornelis is reeds voorgegaan, heeft Woensdag j.1. in het Abonnements-concert te Utrecht, drie deelen dier Symphonie gespeeld. Het vierde dat een enorme orkestbezetting eischt moest natuurlijk achterwege blijven. Geen twijfel, of Dr. P. van Anrooy die met het Residentie-orkest zoo voortreffelijk werkt, zal ter eere van Zweers wel wat op touw zetten. Een paar jaar geleden heeft de Haagsche dirigent met de Gijsbrecht van Aemstel-voorspelen, grooten bijval gevonden; de gelegenheid voor een herhaling dier mooie stukken is er. Allicht zal Zweers' oud leerling Kor Kuiler, sedert jaren de geachte dirigent van het Groningsche orkest, ook wel kans zien een stuk van zijn meester op de programma's te brengen, zal Willem Zonderland te Leeuwarden er prijs op stellen niet achter te blijven. Alle kans is er dus, dat Mei dit keer „de maand van Zweers" worden zal.

Men zal reeds gelezen hebben, dat het Concertgebouw-orkest en het Amsterdamsch Toonkunst-Koor in Mei een reis naar Parijs gaan maken. Onder leiding van Mengelberg zal Zondag 18 Mei des middags de Matthaus-Passion gegeven worden en Maandag 19 Mei de negende Symphonie van Beethoven. Dan volgen herhalingen, van de Matthaus-Passion Woensdag 21, van de Symphonie Donderdag 22 Mei. Dat is evenwel nog niet alles. Vrijdag 23 zal het fraaie Requiem van Gabriel Fauré ten gehoore gebracht