274

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

feest ter herinnering aan het 25-jarig bestaan der N. T. V. in 1900, was het mogelijk een driedaagsch muziekfeest te geven, waarbij een avond gewijd was aan de opvoering van twee muziekdrama's, en dit geheel uit eigen middelen te bekostigen. Ook het herinneringsfeest van ons 50-jarig bestaan had hij zich voorgesteld op grootsche wijze te vieren. Bij dit feest — waarop hij zich zoo verheugde — zullen wij helaas! zijn hartelijke en sympathieke tegenwoordigheid moeten missen.

Ook met onze muziekexamens is zijn naam met eere verbonden.

Bij de eerste jaarvergadering in 1876 werd door het bestuur der N.T.V., toen bestaande uit Richard Hol, G. A. Heinze (de stichter der N. T. V.), W. F. G. Nicolaï, W. Stumpff en H. A. Meyroos ter sprake gebracht of het niet noodig zou zijn te ageeren tegen het vaak slechte muziekonderwijs. Dit werd algemeen beaamd en toen heeft het bestuur stappen bij de Regeering gedaan en gevraagd of het niet mogelijk zou zijn staatsexamens voor muziekdiploma's in te richten. De minister had daar geen ooren naar en verklaarde dat van zijne Regeering nooit zulk een voorstel kon verwacht worden. Hierop stelde het bestuur in een volgende jaarvergadering voor deze zaak zelf ter hand te nemen, hetgeen algemeene instemming vond.

In 1879 werd het eerste examen gehouden, waarbij Petri reeds als examinator fungeerde. Sedert dien tijd had hij onafgebroken zitting in die examens, eerst als lid en later als bestuurslid en voorzitter, in afwisseling met den len voorzitter der N. T. V.

Daar was Petri in zijn element, want hij die met hart en ziel paedagoog was, toonde zijn voortreffelijke wijze van examineeren. Daarbij was hij er altijd op bedacht het peil der exameneischen te verhoogen.

Hij verheugde zich niet alleen over het steeds toenemend aantal candidaten dat zich kwam aanmelden, maar ook was het hem een genot eenige dagen met zijn collega's samen te zijn en hij bracht er zeker veel toe bij dat de onderlinge verhoudingen zoo vriendschappelijk waren en bleven, ook wanneer de meeningen — wel eens sterk — uiteenliepen. Doch van even groote beteekenis is, zooals reeds gezegd

is, wat hij gedaan heeft voor de flnantiëele belangen onzer vereeniging. Het was dan ook meer dan verdiend dat, toen Petri in de jaarvergadering van 1919 zijn rekening overlegde en toen wederom met groote waardeering werd geconstateerd hoe voortreffelijk hij alles weer beheerd had, de vergadering hem bij acclamatie en onder luid applaus tot eerelid der N. T. V. benoemde.

Tot zijn werkzaamheden als Penningmeester behoorde ook het beheeren van het ondersteuningsfonds voor leden die steun behoeven. Daarbij toonde Petri hoezeer ook het materieele welzijn der kunstenaars hem ter harte ging. Toen hij bij de receptie op zijn zeventigsten verjaardag behalve de hartelijk gebrachte hulde ook een zichtbaar bewijs van waardeering van de leden der N. T. V. ontving in den vorm van een enveloppe met inhoud, met het verzoek die te besteden op de wijze die hem het aangenaamste was, bedacht Petri zich geen oogenblik en verklaarde in zijn antwoord op de gehouden toespraken, dat hij dit geschenk zou bestemmen voor de eerste bijdrage van een te stichten fonds voor weduwen van leden der vereeniging. Deze handelwijze werd met groote instemming begroet en uit respect voor die edele daad besloten de leden in de volgende jaarvergadering dit fonds het „Petrifonds" te noemen.

Deze hulde aan den man, die de belangen van zijn collega's stelde boven eigen genoegen, was voorzeker ten volle verdiend.

Niet alleen voor de N. T. V. maar ook voor de „Maatschappij t. b. d. Toonkunst" heeft Petri belangrijk en zegenrijk werk verricht.

Sedert eenige jaren was hij lid van het Hoofdbestuur dezer Maatschappij, als een der vertegenwoordigers van de LedenKunstenaars. Ook dit groote lichaam heeft een ondersteuningsfonds voor leden-kunstenaars en weduwen. Het werd vroeger beheerd door den algemeenen penningmeester van het Hoofdbestuur, doch na de wetsherziening in 1909, waarbij aan de leden-kunstenaars grootere rechten werden toegekend, is dit fonds geheel in handen gesteld van de leden-kunstenaars die uit hun midden eene commissie moesten benoemen voor het beheer van dit fonds.

Petri werd dadelijk in dit bestuur ge-