CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

287

drukkingstype heeft, en opneming kan doen wenschen van een niet alleen kunstrijke, door enharmoniewerkingen van logischen stemmenloop merkwaardige, maar vooral expressieve passacaglia bij Kanowski's Langst verwelkte Blumen blieken. Evenzeer doorwrochte bewerking van anderen aard verklankt in Letzte Bitte, krampende smartelijkheid; in Friede, dank en mijmering; in Tod, berusting en wijde stilheid; Die Tropfen, fel folteringsrecitatief; Zuflucht, stormnood en verademing; Sehnsucht, laaiende, knetterende verlangensbrand, openbaren machtige karakteriseeringsvermogens. Maar Das Alte Haus, een onverpoosd dolende chromatiek van treurnis en eenzaamheidshuivering, zegt mij de diepste waarheid. Men kan er bij denken aan Bach, en trouwens in Fock's rijpste muziek hem wel meer vinden, alleen zelden, zooals hier, zonder Wagner. Het heuglijkste van deze buitengewone liederen schijnt mij hun door polyphonie gedragen, niet gebroken zanglyriek, hun vocaal en instrumentaal gelijkelijk de poëzie dienende lijnenschoonheid ook in de hartstochtelijkste siddering. Het is ergerlijk dat men ze negeert.

Seleneia zal vermoedelijk waarde houden als het eenige volkomen intransigente Wagnerisme-voortbrengsel in onze muzikaal-dramatische litteratuur. Het tweede zou waarschijnlijk Elaïne zijn geworden, had niet de tekst van Coenders (pseudoniem Klaus Laimund) den componist genoopt zich te bepalen tot de tooneelen van de laatste woorden der lelieblanke, haar sterven en haar uitvaart op de stil afdrijvende boot. Bij het Utrechtsche muziekfeest van Toonkunst in 1904 en het Arnhemsche van de Nederlandsche Toonkunstenaarsvereeniging in 1908 heeft dat weinige door nog gestegen intensiteit der eigenschappen van het vroegere soortgelijke werk een grooten indruk en door 't lieflijk-weemoedig eind een niet te vergeten aandoening gegeven,

Na vele jaren, in '22, is iets toegevoegd aan Fock's liederen en niet alleen aan hun getal: geen van zijn vorige zangen vereenigt de zachte klaarheid en innige wijding der vredig vloeiende maar, ook blij ruischende c duur muziek voor Frühling van Toni Rüst: so führe mich leise zur Seligkeit mit linder Hand in der Liebe Land. Toen geschiedde wat vroeger een wensch bleef: bij Noske verscheen ook een-uitgaaf met orkest.

En dit jaar bracht van hem 't vioolen orkestwerk Erinnerung. Het is door een „programma" gecommentarieerd, maar heeft geen uitlegging noodig om in zijn natuurlijk wèlverbondene, toch ook wèlgelede phasen duidelijk te spreken van levensleed, van ontwaakte heugenissen, kracht en schrijnende pijn der jeugd, van streelende zinnenbekoring, afkeer, liefdezegening, heilsvernietiging, grimmige verbittering en poging tot trotseerende verheffing, nedertuimeling en lotserkentenis. In deze geconcentreerde fantasie treft zeker alles doel, iedere kleine figuur zoowel als de groote diepe, dan extatische liefdecantilene, de motieventerugkomst- en varieering, de behandeling der hoofdpartij, de sobere (maar ten opzichte der slaginstrumenten ruime) keus van orchestratie-middelen. En eigenaardig komt hier het tragisch ethos overeen met dat van Seleneia; het eind is, hoezeer droef, een omhoog reiken, geen mismoedige neerslachtigheid.

Wij hebben Fock veel te danken. Moge het bewustzijn daarvan hem dikwijls blijken.

v. W.

Het praatje van de maand.

Het seizoen te Amsterdam is nu niet zoo goed ingezet als men het wel gehoopt had: direct na het eerste abonnementsconcert is Mengelberg ziek geworden. De wildste geruchten deden dadelijk de ronde; de correspondent van een Berlijnsch blad te Amsterdam maakte ervan: Willem Mengelberg is in het ziekenhuis geope-