28

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

ponisten onderteekend, van gelijke waarde als Albeniz' Catalonia, Perez Casas' Moorsche Suite, en Conrado del Campo's Divina Comedia.

In 1915 waren ook een serie van zeven Spaansche liederen voor 't eerst ten gehoore gebracht. Ook in 1915 ging te Madrid in het Teatro de Lara El Amor bmjo (gitaneria en un acto y dos cuadros) choregraphische fantasie voor stemmen en klein orkest, op een libretto van Gregorio Martinez Siërra. In dit werk verliet hij den traditioneelen opera-vorm, en zocht een midden tusschen de populaire zarzuela en de pantomime. „Heksenliefde" vermocht echter het Spaansche publiek niet te bekoren. Een herneming in concertvorm sloeg beter in.

Het volgend werk was „El Sombrero de Tres Picos" dat in 1919 door de Russische Balletten te Londen gecreëerd werd; het bezorgde De Falla een dankbaar succes. Deze muziek is gracieuser en bevattelijker, maar gaat minder diep.

Dit werk is voor Spanje wat Petrouchka van Stravinsky voor Rusland is, en wat Daphnis et Cloé van Ravel voor Frankrijk beteekent.

In 1918—'19 ontstond Fuego fuato, een komische Opera in 3 bedrijven, waarin De Falla de piano-muziek van Chopin verwerkte.

Arthur Rubinstein creëerde in 1920 te New-York een nieuw pianowerk van den Spaanschen componist, „Fantasio", aan hem opgedragen.

In hetzelfde jaar verscheen bij Chester te Londen het marionetten-spel in een akte El Retablo de Maese Pedro, naar een episode uit Don Quichotte, voor basbariton, tenor en mezzo-sopraan, marionnetten en kamer-orkest.

Eveneens bij Chester verscheen Psyché voor stemmen en klein orkest, tekst van G. Jean-Aubry.

En dan kennen wij van De Falla nog de bijdrage die hij leverde voor „Le

tombeau de Claude Debussy" (Revue Musical) Homenaje voor guitaar, een karakteristieken groet van een Spaanschen meester op echt Spaansche wijze geuit, aan de nagedachtenis van dien grooten Franschen meester, dien hij zoo hoog schatte en aan wien hij zooveel van zijn vorming dankte.

Manuel de Falla is een rasecht Spaansch componist, ondanks de Fransche invloeden onder welke hij tot artistieke rijpheid kwam. In hem bezit de Nationaal-Spaansche School een gezonde kracht: een steunpilaar voor het heden en een rijke belofte voor de toekomst. TOS. DE KLERK.

llllllllllillillllllllllilllllllllllllllllllllllllllN

Het praatje van de maand.

Het verrassende nieuws is natuurlijk, dat Richard Strauss, vrijwel plotseling zijn ontslag gevraagd en gekregen heeft als directeur van de Staats-Opera te Weenen. Dat het tusschen hem en zijn mede-directeur Franz Schalk niet zoo goed boterde wist men reeds sedert eenigen tijd; desondanks had niemand dit plotselinge opzienbarende einde verwacht. Hoe de vork nu eigenlijk in de steel zit? Het zal een heele toer zijn voor ons, veraf wonenden, om daar achter te komen; wel bemoeien natuurlijk de Weensche bladen zich druk met het geval maar zooals het gewoonlijk gaat in dergelijke omstandigheden : de eene trekt partij voor Schalk en de andere voor Strauss. Zeer anti-Strauss schrijft bijvoorbeeld het Weensche blad „Die Stunde". Heel de Opera, zegt het blad, werd eenvoudig opgeofferd aan Strauss en aan zijn werken, niettegenstaande de avondontvangsten duidelijk maakten dat de belangstelling voor die opera's niet zoo heel groot meer is. Toch bleef het maar Salome en Elektra en Rosenkavalier en Ariadne en Frau ohne Schatten en werden er enorme sommen voor de monteering van die werken besteed. Voor het nieuwe ballet „Schlagobers" is bijna twee milliard kronen uitgegeven en nu heette het wel dat die som