40

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

Dus ook Van Milligen 75 jaar!

Wij kennen elkaar reeds lang; naar ik het. tot mijn vreugde zeggen mag: tot beider genoegen — ik heb er de bewijzen van. — Volgaarne maak ik dus van de mij door den redacteur Van Westrheene geboden gelegenheid gebruik om den vriend en kunstenaar te gedenken naar aanleiding van den voor hem, maar niet minder voor ons allen die hem kennen, belangrijken, gewichtigen dag.

De groote magiër van Bayreuth heeft ons, vereerders als we beiden waren van dit boven duizenden en duizenden zoo heerlijk universeel begaafde genie, tot nadere kennismaking gebracht.

In 1893 toch gaf Henri Viotta zijn Maandblad op, naar mij later gebleken is, omdat de uitgever verklaarde aan zijn billijke honorariumeischen niet te kunnen voldoen. Ik nu meende, dat zij die in den dienst van vrouwe Musica staan, verder allen, die in dien dienst belang stellen, toch voorlichting behoefden en meer dan destijds „Caecilia" (nog onder redactie van Nicolai) te geven vermocht. Ik meende bovendien, dat ons land op muziekgebied toch wel rijp was voor een Weekblad. Er viel waarlijk genoeg te berichten over wat in het buitenland gebeurde en ook ten onzent plaats begon te hebben, dank zij het nooit genoeg te waardeeren initiatief van Viotta, wezenlijk den Siegfried om aan het drakerige tegenhouden, aan die zekere verstarring in tevredenheid met het bestaande paal en perk te stellen.

Van Milligen en ik wisten door onze bijdragen hier en daar, ook in Viotta's Maandblad, wat we aan elkaar's geloofsbelijdenis „in musicis" hadden en zoo lieten we samen in 1894 ons huikje, als Weekblad voor Muziek, een novum in het land, van stapel.

Na dat eerste jaar heeft v. M. de redactie verder aan mij alleen overgelaten. Het is waarlijk geen sinecure, elke week onverbiddelijk gereed te moeten zijn met de copie voor 8 bladzijden folioformaat; daar komt bij een zee van correspondentie, kennisname van nieuwe muziek, van de buitenl. muziekpers, enz. enz. Ik kan mij best voorstellen dat, wie het geluk heeft als zelf uitvoerend musicus te kunnen optreden, het werk in dat tal van voor een groot deel niet direct met de

kunst betrekking hebbende bezigheden en bezigheidjes, niet ambieert, maar dat wel aan een ander wil overlaten; ik echter had mij nu eenmaal in 't hoofd gezet: ons land moet eindelijk óok zijn Weekblad voor muziek hebben. Onder het motto „Musica Dis curae est", m.a.w. rekenende op die onvermijdelijke hulp of zegen, welke alles ten slotte nog boven het gewoon menschelijke bedrijven behoeft, nam ik het werk verder alleen voor mijn rekening; en dat nu ging in het volle vertrouwen op de toezegging of belofte van v. M., mijn vaste medesteun te willen en te zullen blijven.

Die belofte heeft hij schitterend gehouden en stellig aan zijn trouwen medearbeid dankt dat W. v. M. zijn 16-jarig bestaan. Had toen de uitgever zich onthouden van het willen maken van inbreuk op redactierecht, dan bestond het blad waarschijnlijk nóg. — Homerus zegt het „nur mit ein bischen andern Wörtern", maar hij bedoelt hetzelfde als ons: „maar één stuurman" of: „maar één groote mast op

'n schip." .— Het lastige was en is het nog steeds, dat van muziek ieder zoo bijzonder gauw meent verstand te hebben. — Heeft Hildebrand het niet over iemand, die aldus denkt door het feit van dan toch een stukje muziek overgeschreven te hebben ? Gelukkig te prijzen zijn de redacteuren van dit blad, die, naar wij nog niet lang geleden konden vernemen, in de beste verstandhouding met hun uitgever leven. Moge het in lengte van dagen zoo blijven!

Nu ik toch iets uit de oude doos te voorschijn haal, meteen dit: Viotta stelt mij 'n zekeren dag voor „zijn" Caecilia met „mijn" W. v. M. te vereenigen; zijn werk zou blijven: het leveren van artikelen, al het verder redactiebedrijf zou aan mij komen. — Het door mij met groote ingenomenheid aanvaarde plan leg ik mijn uitgever voor; hoe was zijn antwoord? Afwijzend; als de zaken zóó stonden, had men ons noodig, dan was zijn (des uitgevers!) blad safe, zouden de voordeelen aan zijn kant blijven". — De inhaligheid heeft haar trekken thuis gekregen. Na mijn aftreden is er met het W. v. M. vóór z'n verdwijnen nog een tijdje gesold, gesukkeld en tor mijn genoegen bestaat Caecilia nóg.

Van Milligen dan is mijn trouwe hulp