CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

67

ons geweest is en het loon .— de vrijheid van muziekbeoefening — is de inspanning zeker waard!

Men vraagt: waarom is het niet mogelijk in ons land een bevredigende oplossing te vinden, waarom zijn de belangen van buitenlanders en Nederlanders niet zóó te vereenigen, dat er een einde komt aan den overlast, de onzekerheid voor concertgevers, de dubbele heffing, een einde ook aan het geharrewar, het gekibbel, de antipathieke polemiek. Ik kan verzekeren, hiertoe is van Nederlandsche zijde alles gedaan, doch het was steeds vergeefsch. Concessies onzerzijds, zelfs een voorstel, zoo ver gaand als dat van gemeenschappelijk beheer stuitten steeds op dien eenen eisch uit Parijs af: gij moet verdwijnen. Opdat wij zouden verdwijnen, werden ons groote sommen geboden. Dat alles is nutteloos. Indien het slechts een financieel vraagstuk was, een oplossing zou mogelijk zijn. Doch het is buitendien, misschien zelfs wel in de eerste plaats een prestigekwestie. Dat maakt voor Parijs het vraagstuk niet gemakkelijker. Zoo zal dit muzikaal Ruhrgebied nog wel zekeren tijd bezet blijven. Doch wij — de Nederlandsche belanghebbenden — zoeken onze kracht niet in lijdelijk verzet, wij doen positief werk. Hierover een enkel woord.

Van dit positief werk merkt de buitenstaander betrekkelijk weinig. Deze heeft enkel met den buitendienst te maken. En daar is wel geklaagd, over rigoureuze wijze van optreden, soms ook over onheusche behandeling. Psychologisch zal een deel dezer klachten wel zijn grond vinden in den onmiddellijk gewekten weerstand tegen een vaak als hatelijk gevoelde retributie, die men niet ontgaan kan. Er zal ook wel een kern van recht bij deze klachten geweest zijn; een weinig meer soepelheid zou somtijds minder stroeve verhoudingen hebben doen ontstaan. Doch daarnaast moet men erkennen, de mindere mate van soepelheid was een uitvloeisel van, misschien

zelfs al te streng doorgevoerden, rechtvaardigheidszin. Het Nederlandsche auteursrechtbureau kan zich er op beroemen, nimmer te hebben getransigeerd, nimmer van vaststaande grondslagen te zijn afgeweken, steeds^ te hebben vastgehouden aan een gelijke behandeling van elkeen, die er mede te maken heeft gehad. Wie weet, hoe dit bedrijf de mogelijkheden schept tot knoeierijen en fraude, zal moeten erkennen, dat dit ten slotte een deugd is.

Wat nu den binnendienst betreft, ik mag zonder overdrijving wel erkennen, dat hier het maximum aan nauwkeurigheid en zorg bereikt is. Dit is iets, wat ver over onze grenzen erkend wordt en waarvan vooral in de laatste jaren vele bewijzen zijn gegeven : studiebezoeken o.a. uit Zwitserland, Zweden en België en aangevraagde en verleende technische hulp bij het inrichten van soortgelijke bureaux elders. Geen der buitenlandsche auteursrechtbureaux geeft dien waarborg van billijke en rechtvaardige verdeeling der inkomsten als het Nederlandsche en — wat een niet te onderschatten voordeel is —< elk aangeslotene zoowel als elk belanghebbende kan ten allen tijde nagaan op welke wijze zijn belangen behartigd worden. Het systeem stelt ieder in staat te vervolgen welken weg een muziekwerk bij de verrekening neemt, zoodra het ergens op een Nederlandsch programma is verschenen en op welke wijze het bedrag berekend wordt, dat voor deze uitvoering als uitkeering aan componist en uitgever toekomt.1) Een toelichting tot het

') Een aardig staaltje uit vele als bewijs dezer nauwgezetheid, Een onzer componisten beging de onvoorzichtigheid aan een jonge zangeres een zijner liederen als manuscript te leenen voor een concert. Hij vergat het geval, miste na eenige jaren zijniied en kon zich niet meer in de herinnering terug roepen wie de zangeres was geweest, die inmiddels van het concertpodium was verdwenen. Een bezoek aan het Bureau van Muziekauteursrecht: een blik op de kaart van het werk, die als het ware de levensgeschiedenis van de compositie aangeeft, en uit het archief kwam het programma te voorschijn van jaren her, met datum, naam van de soliste enz. De componist heeft zijn manuscript teruggekregen.