DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

74

van Centraal-Afrika, waar bij met goed gevolg tropische ziekten, o.a. de slaapziekte, bestrijdt. Om deze, zijn ware roeping te volgen, gaf hij zijne betrekking als organist aan den Dom te Straatsburg op, maar hij bleef zich in de lange avonden — wanneer hij zijn arbeid als geneesheer moest staken, wegens de zeer primitieve toestanden o.a. de totaal onvoldoende verlichting, (zooals hij ons in eene aardige brochure meedeelt) trouw oefenen op zijn geliefd orgel, dat hem overal vergezelt.

Vanuit de wildernissen van Afrika zendt hij van tijd tot tijd zijn geschriften de wereld in. Daar, in de eenzaamheid der oerwouden, waarheen zijn vrouw hem als verpleegster vergezelde, in de stilte van den tropennacht, verdiept hij zich in de wereld van schoonheid, die „Bach" heet, of schrijft hij aan zijn groot wijsgeerig werk: „Die Ehrfurcht vor dem Leben," waarvan reeds twee deelen verschenen, en dat wel de diepste en nobelste levensphilosophie bevat, die denkbaar is.1)

In al zijn werken toont Schweitzer zich de geniale kunstenaar en de ernstige, goede mensch; beiden zijn onafscheidelijk verbonden, [en dit maakt de lectuur zijner geschriften tot zulk een hoog genieten.

Dit alles is Albert Schweitzer, maar voor den musicus is hij boveral de groote Bachkenner, de schrijver van het merkwaardige, suggestieve boek, welks titel hierboven is aangegeven, en waarvan niemand minder dan zijn leermeester en vriend, Charles Widor, verklaart, dat het is: „een boek met horizonten."

Tijdens zijn verblijf te Parijs in het jaar 1898, al leerling van Widor, leerde ik hem kennen op de muziekmiddagen van Mevrouw Marie Jaëll, wier onderwijsmethode voor pianospel zijn levendige be-

V Na den oorlog keerde hij terug uit den Congostaat en werd „Pfarrvikar" aan de Nicolaïkerk te Straatsburg. (Red.)

langstelling had opgewekt. Hoe jong hij toen nog was (ongeveer 24 jaar), ging er reeds een zekere roep van hem uit. Men wees hem elkaar aan: „Dat is de jonge Schweitzer uit Straatsburg, hij moet een buitengewoon Bachspeler zijn." Negen jaar later zou zijn standaardwerk verschijnen.

Wie weten wil hoe dit boek tot stand kwam, leze de voorrede van Ch. Widor, waarin deze vertelt, hoe uit een kleine verhandeling over de choraalvoorspelen, die de leerling op verzoek van den meester opstelde, het lijvig boekdeel groeide, waarin Schweitzer ons een nieuwen Bach doet kennen: den schilder-met-tonen en den geweldigen symbolist!

Het boek is bestemd, — het voorwoord zegt het ons uitdrukkelijk, — om hen, die muziek liefhebben, te voeren tot een zelfstandig nadenken over het wezen en den geest van Bach's Werk.

Tot zoover voorrede en inleiding. Slaan wij het boek op, dan ontdekken wij, dat Schweitzer allereerst den Meester wil plaatsen in zijn tijd en omgeving. Met forsche trekken ontwerpt hij een beeld van het muzikale leven en van de kunstvormen, zooals Bach die aantrof. Schweitzer grijpt daarbij diep in het verleden terug. Een korte levendige schets van het Duitschland van dien tijd voltooit de milieu-teekening. Hierbij eenige citaten als proeven van Schweitzer's schrijfwijze:

„Bach gehort zu denobjectivenKünstlern. Diese stehen ganz in ihrer Zeit und schaffen nur mit den Formen und Gedanken,

die sie ihnen darbietet Die Künstleri-

sche Persönlichkeit steht bei ihnen der menschlichen frei gegenüber und hat die letztere fast als etwas Zufalliges unter sich.

Die Kunst des objectiven Künstlers ist nicht unpersönlich, sondern üfcerpersönlich.

Nicht er lebt, sondern der Geist der Zeit lebt in ihm. Alles künstlerische Suchen, Wollen, Schaffen, Sehnen und Irren vergangener und gegenwartiger Generationen