CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

99

zingt: de hoogste lof echter, wanneer de toehoorder den indruk krijgt, als ware de stem in het geheel niet geoefend, maar een frissche, gelijkmatig en makkelijk vloeiende natuurstem.

Hoogste kunst moet natuur schijnen, evenals bij den nachtegaal. De meeste leeraren meenen wonder wat te kennen, wanneer zij zich als einddoel stellen, door hun methodes de stem vrij te maken, de gehemelte-, keel- of neustoon te doen verdwijnen. En hoe zelden bereiken zij zelfs dit doel, dat toch zonder meer als natuurlijke vooropstelling kan gelden. Van de eigenlijke moeilijkheid van het onderwijs hebben ze geen begrip, daar ze geen gehoor hebben voor den idealen toon. Het is hun niet bekend, dat sommige strottenhoofdspieren, welke niet aan den wil onderworpen zijn, indirect tot juiste werkwijze gedwongen kunnen worden (weeke koptoon aanzet), dat in bepaalde ligging (grenstonen) de kunst-éénregisterstem in het begin veel teerder en dunner klinkt dan een oorspronkelijke natuurstem; dat de goede kunststem slechts uit koppiano kan worden gewonnen, omdat anders het harde aanzetten met borststem in de middelste tonen en in de laagste ligging nooit verdwijnt, dat de hoogste tonen der voix mixte het allereerste sterk en glansrijk worden (tonen, die men met borstaanzet in het geheel niet bereikt) enz.

Zoo zingen alle tenoren, welke volgens mijn methode geoefend zijn, zonder moeite de hooge C2, de barytons Asl, de bassen tot G en hooger. In mijne boeken en vele artikelen heb ik practisch en theoretisch het bewijs gebracht, dat mijn methode geheel en al op wetenschappelijke grondslagen steunt. De volgende hoofdpunten moeten in het oog gehouden worden:

le. het spaarzaamste luchtverbruik in plaats van het overvloedige luchtverbruik ;

2e. de grootste spanning der stembanden door den bovensten stembandspanner ;

3e. de éénregister middenstem (alle tonen gemengd uit fluit- en tongtonen);

4e. het aanzetstuk zoo lang en smal als mogelijk is (ingetrokken wangen, laag strottenhoofd, lippenring fluitstelling);

5e. open neuskeelholte (soepele huig, maar zachte gehemelte gespannen);

6e. ontwikkeling der stem van boven naar beneden; hierdoor ontstaat de ruimste stelling van mond- en keelruimte;

7e. ontwikkeling van spreek- en zangtoon tegelijkertijd, op grond van denzelfden aanzet.

De zangtoon moet een gerekte spreektoon zijn, de spreektoon der diepe ligging moet ook in de hoogte zonder moeite zijn.

Voorzeker kan men ook een éénregisterstem met borstaanzet vormen en helaas zingen vele slecht ontwikkelde zangers op deze wijze, maar hoe en hoelang?

Te gronde gaan deze arme slachtoffers van stembedervers zeker, ook al was de natuurstem nog zoo heerlijk en glansrijk. De hoogte lijdt natuurlijk in de eerste plaats schade, de toon wordt hard, bros afgebeten, onzuiver; een piano in de hoogte is volstrekt onmogelijk, of slechts uit te voeren met heesche fistelstem. Catharren en keelpijnen, vermoeidheid en een volkomen fiasco op het tooneel zijn het gevolg ; het begin van het einde is gekomen.

Is daarentegen, wat alleen juist is, het éénregister met weeke kopaanzet (vertraagden stembandklankaanzet) ontwikkeld, dan kunnen alle tonen van den geheelen sternomvang zonder moeite piano en forte gezongen worden; de stem blijft steeds week, glansrijk, onvermoeibaar en gezond tot op den hoogsten leeftijd. De tonen worden steeds voller, kunnen lang worden aangehouden zonder dat ze naar beneden detoneeren en lange phrasen kunnen worden gezongen zonder dat opnieuw adem moet worden gehaald, want de fluittongtonen verbruiken zeer weinig lucht; ook ondervindt de luchtdruk weinig weerstand in het strottenhoofd, daar de stembanden