136

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

Adolphe Boschot: „Chez les Musiciens" (Du XVIIIe Siècle a nos Jours). Série I et II.

Paris: Librie Pion. Prijs niet aangegeven.

Boschot — de schrijver van de beroemde, groote biografie van Berlioz, heeft in deze twee deeltjes een aantal kleine opstellen „gebundeld." Zij bieden belangwekkende en leerzame lectuur.

In 't bizonder zou ik willen wijzen op die stukken waarin Boschot de groote Fransche componisten van de 2e helft der 19e eeuw behandelt. Alleraardigst is ook het gefingeerd gesprek, gehouden met den ouden E. T. A. Hofmann, na afloop van een Opera-voorstelling. Ook over Mozart, Beethoven, Wagner en Mahler bevatten de bundels mooie lezenswaardige artikelen.

Julien Tiersot: „La Damnation de Faust" de Berlioz, Etude historique et critique. Analyse musicale.

(Les Chefs d'oeuvre de la Musique).

Paris: P. Mellothée. — Prijs: Frcs. 3.50.

Voor de lezers van dit tijdschrift is de Serie, waartoe dit boekje behoort, een goede bekende. Reeds herhaaldelijk mocht ik exemplaren van deze publicatie bespreken.

Het boekje van Tiersot (groot vereerder van Berlioz en grondig kenner van zijn werk) maakt in de reeks een uitmuntend figuur. Het is prachtig leesbaar geschreven, vertelt een aantal wetenswaardige bizonderheden, en biedt in zijn laatste helft, een voortreffelijke analyse.

Henri de Curzon: Une gloire Frangaise de l'Att lyrique. ■— J. B. Faure. — Avec 16 portraits.

Paris: Librie Fischbacher. — Prijs niet aangegeven.

Het lezen van deze levensbeschrijving heeft mijn geestdrift niet gewekt. De schrijver steekt den beschrevene wel heel erg

in de hoogte, en men vraagt zich af: wanneer de Opera-zanger reeds zoo geprezen wordt, hoe dan de Opera-componist, zonder wiens werk de zanger niets zou zijn.

Maar, 't doet toch wel aangenaam aan, te lezen hoe deze beroemde zanger zonder ophouden gearbeid heeft aan de volmaking van zijn mooie stemmateriaal. Daarmee geeft hij weer eens te kennen die waarheid — door zooveel van de jongeren tegenwoordig geloochend — dat alleen met een volkomen beheerscht technisch materiaal, iets hoogs te bereiken valt.

De 16 portretten geven den zanger weer in de costuums van zijn onderscheiden rollen.

De schrijver beschouwt ook Faure als componist en velt over hem, als zoodanig een tamelijk gunstig oordeel. Zij, die — met mij — zijn banale „Les Rameaux" en 't onbeteekenende „Alléluia d'amour" kennen, zullen zich over dat oordeel verwonderen.

C. Gauthiez: Legons pratiques pour l' Enseignement de l' Ecriture Musicale.

Paris: H. Hérelle, Fortemps et Cie. — Pr. Frcs 7.50 (majoration comprise).

De schrijver (Leeraar in de Harmonieleer, aan de „Schola Cantorum" te Parijs) bedoelt met „Ecriture musicale" niet het „notenschrift" maar de beheersching van de meerstemmige, strenge schrijfwijs.

Zijn voorbeelden zijn — hoe zou 't anders kunnen? — goed en duidelijk, maar ook bij 't gebruik van dit leerboek zal men de leidende leeraarshand, en 't gesproken woord niet kunnen missen.

L. Chevaillier: Memento Théorique de ï Elève (Trois premiers Stades).

Paris: Alphonse Leduc. — Pr. Frcs 20. (majoration temporaire comprise).

Dit is wederom een „Algemeene Muziekleer", maar ditmaal gekoppeld aan een