288

DE VEREENÏGDE TIJDSCHRIFTEN

— uitgevoerd en vond buitengewoon veel bijval.

„Johann Strauss, of de macht der roeping", zou de titel kunnen zijn van deze schets, want het is bijna niet te gelooven dat zijn dartele muziek ontstond in de treurige omgeving waarin hij opgroeide. Bij de tegenwerking van den vader kwam nog huiselijke ellende. De vader scheidde van de moeder, aan wie nu de zorg voor Johann en zijn twee nog jongere broers werd overgelaten; Johann senior ging in een andere voorstad wonen en Johann junior zag hem alleen als hij met het Nieuwejaar of met zijn verjaardag kwam feliciteeren.

Terwijl hij met zijn walsen gaandeweg populair werd, begon hij ook als operettecomponist zijn krachten te beproeven. In 1871 werd te Weenen opgevoerd Indigo (AU Baba en de 40 roovers), in 1875 voor Parijs omgewerkt als Reine Indigo, door Jaime en Victor Wilder. Bij die gelegenheid werd in het eerste finale de beroemde Donauwals binnengesmokkeld op een tusschen koor en solostemmen verdeelden tekst:

Danube d'azur — Quels sont ces

chants?

Plus clair qu'un ciel pur — Ces doux

accents? enz.

Door het ongelukkige libretto bleef Indigo noch te Weenen (in 1906 werd het door Rieterer als 1001 Nacht omgewerkt), noch te Parijs op het repertoire.

Strauss kon zich op het gebied der operette begeven, zonder zich als danscomponist te verloochenen, want in zijn operettes komen tal van pakkende danswijzen voor, die, daaruit los gemaakt, repertoire-nummers werden van de Weener tuinkapellen. En met zijn volgende operettes nam hij revanche voor Indigo: bijv. met Das Spitzentuch der Königin en Der lustige Krieg, maar vooral met Die Fledermaus die de geheele wereld doorvloog met haar „fideles Gefangnis". Een¬

maal waagde Strauss zich aan een heusche opera in drie actes op een tekst van den bekenden dichter Ludwig Doczi, Ritter Pasman (1892) maat de proef viel niet te best uit, omdat het libretto nietvoorStrauss deugde, die eerst in het ballet van de 3e acte kon toonen wat hij in zijn mars had. En ziet nu, hoe het lot Strauss troostte voor zijn mislukte poging zich van de Opera meester te maken: zijn operette Die Fledermaus werd door de Opera's geannexeerd en zelfs „Hofopernfahig" geacht. "Zeker is dat niet, want Strauss stierf in 1899 en hij heeft misschien de annexatie niet meer beleefd. Hoe dit zij, de man die bij mannen als Brahms en Hans von Bülow onverdeelde waardeering vond, behoefde geen troost. Schreef Brahms niet in een album over den Donau-wals: „leider nicht von mir"? Men moest veel meer van de mooi geïnstrumenteerde danswijzen spelen van den man, die in een beperkt genre een genie was, tot verpoozing tusschen of na zooveel onverteerbare of ongenietbare moderne kost, waarop wij vergast (?) worden. Dr. J. de Jong.

Verbetering.

In het artikel van Sibmacher Zijnen over Hanslick bleven tot ons leedwezen eenige zetfouten staan:

Hedomieten moet zijn Hedonieten; Tischhof, Fischhof; Billrotte, Billroth, Rolland, Bolland; Zahn, ]ahn.

Nieuwe uitgaven.

Bij G. Alsbach & Co., Amsterdam, zijn de volgende werken verschenen: Jac. Bonset, Vademecum voor den Klavierspeler. Leiddraad bij het pianoonderwijs, verdeeld in 10 trappen en iedere trap in 3 rubrieken, namelijk I. De Primitieve en Klassieke School, II. De Romantische en NieuwRomantische School, III. De Impressionistische en Vrije School. J. N. C. W. A. Ruygrok, Kinderland, 28 instructieve