CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

15

pende kamers niet voor aangename bewoning te vol maakte, maar toch met recht bewonderd werd. En al wat in die boeken stak, scheen in zijn hoofd gevaren.

Boeken geschreven heeft hij niet dan als ontwerper van den aanvang eener bibliografie der Nederlandsche muziekuitgaven en als critisch vertaler van Emil Naumann's compendium der algemeene muziekgeschiedenis, dat door hem ook hier een erge leemte voorloopig wegnam. Maar legio zijn de meedeelingen die hij voor verzamelwerken en tijdschriften opstelde. Daarvan hielpen de meeste Heije's genootschap.

Zoo mag men de vereeniging wel noemen waarin de stichter jaren — en levenslang — het bewind alleen heeft gevoerd. De secretaris van later, prof. Rogge, kon in 1892 Nicolaï weinig melden over het tijdvak '69—'77: notulen bestonden niet; de bestuursleden buiten Amsterdam waren zelden geraadpleegd en er was voor zoover 't hem heugde maar een paar malen jaarvergadering geweest. Heije dacht zeker: er moet gestudeerd en gepropageerd worden; daaraan besteed ik tijd en contributiegeld liever dan aan onbezochte vergaderingen voor sporadisch over 't heele land verspreide menschen. En zijn medebestuurders kenden hem als iemand die voelde voor de goede zaak en niet dom of lui was. Hebben zij nimmer eens uit eigen beweging met hem overlegd en aldoor gezwegen wanneer zij van hem gebruikelijkheden eener vereeenigingshuishouding wenschten, dan is dat jammer. Hebben zij nooit getracht hem van zijn plaats te jagen, dan mogen wij, hoe nanatuurlijk het zij, hen daarom respecteeren.

Rogge wist wel dat Boers het belangrijkste had saamgebracht van de ,,Bouwsteenen ", de drie genootschapsjaarboeken 1869—'81. Over diens werk sinds '78, toen Heije dood was en er bestuursvergaderingen en notulen werden gehouden, kon hij Nicolaï nauwkeuriger inlichten:

,Met Jhr. van Riemsdijk en Prof. Land is Boers sedert dien tijd de ziel der Vereeniging geweest. Zijn verbazend uitgebreide kennis op het gebied der muziekgeschiedenis kwam ons telkens te stade. Er is geen muziekwerk in de laatste jaren uitgegeven, waarover zijne stem niet is gehoord. Meer dan één handschrift is naar zijne wenken verbeterd, vóór het ter perse ging. Hij zelf bewerkte vele oude compositiën, die hij uit Leidsche misboeken afschreef, of waarvan zijn leerling Eug. Thomas hem uit Bibliotheken te Weenen, of anderen uit de Bibliothèque nationale te Parijs afschriften bezorgden. Ik noem alleen motetten van Obrecht en Clemens non Papa, die hij in partituur heeft gebracht. Ze berusten nog onder hem om te gelegenertijd het licht te zien. Twee malen vergaderden wij bij hem te Delft, bij welke gelegenheid ons een kijkje werd gegund in zijne rijke boekerij, waarvan hijzelf een catalogus bewerkte, en in zijne kostbare verzameling van oude muziekinstrumenten. Slechts één dier instrumenten, de .hommel" of „Noordsche balk", heeft hij in ons Tijdschrift beschreven. Hoe gaarne hadden wij meer artikelen van dien aard van hem ontvangen!

Summa summarum: Boers is van den aanvang een steunpilaar der Vereeeniging geweest, een harer ijverigste en kundigste medewerkers".

Voor de „Bouwsteenen" zond hij veelal korte berichten en vragen maar soms ook stukjes van meer omvang en daaronder amusante. Dergelijke maar van andere stof maakte hij voor Caecilia, persiflages wel eens met typischen muzikantenhumor.

Ook voor Brockhaus' encyclopaedie heeft hij gewerkt, maar wat ik in den druk van '82 over Nederlandsche musici vond, zal blijkens iets foutiefs aangaande Verhulst niet van hem zijn. Hijzelf komt er niet in voor.

Zonderling is dat zijn medewerking in Riemann's lexicon wordt gemist, en nog