CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

29

geschiedenis, die door zijn krachtig optreden, talrijke uitgaven van meesterwerken uit onze oude Nederlandsche school tot stand kon brengen;

op zijn leiding als voorzitter der Sectie Nederland van de „Internationale Musikgesellschaft", die voortreffelijke organisatie, die, na het uitbreken van den wereldoorlog jammerlijk in elkaar is gevallen;

op het stichten der „Union Musicologique", welke haar ontstaan dankt uitsluitend aan het initiatief van den heer Scheurleer en die beoogt een brug te slaan, om de volkeren, door den oorlog van elkaar vervreemd, weder nader tot elkaar te brengen;

en niet het minst op zijne talrijke geschriften van muziekwetenschappelijken aard, die getuigen van nauwgezette bronnenstudie, het beheerschen van de stof en tevens door hunne uiterlijke verzorging en kostbare verluchting den gekuischten smaak van den auteur doen kennen.

Men ziet het — de beteekenis van Dr. Scheurleer beperkt zich niet tot ons eigen land, maar heeft een internationaal karakter. In hoeveel publicaties op het gebied der muziekwetenschap wordt niet verwezen naar zeldzame exemplaren of „unica", aanwezig in de Bibliotheek Scheurleer. En zijn museum — in het buitenland zou zoo iets slechts tot stand kunnen komen van regeeringswege, cf ten minste met steun van de overheid.

En de heer Scheurleer stelt zijn kostbare verzamelingen, voor ieder wiens studiën dien kant uitgaan, gaarne ter bezichtiging, zijne boeken geeft hij zelfs in bruikleen. Hoe talloos velen heeft hij niet tot gids, tot leidsman gestrekt, wanneer zij voor hunne studiën zijn hulp inriepen.

Daar de beteekenis van Dr. Scheurleer dus niet aan de enge grenzen van ons vaderland gebonden is, meenden Prof. Dr. Max Seiffert uit Berlijn en schrijver dezer regelen, dat ook een huldiging van den jubilaris dan eerst beteekenis zou krijgen,

als zij zich zou uitstrekken over alle landen, waar de naam van den jubilaris een goeden klank heeft. Prof. Seiffert zou zich in verbinding stellen met eenige muziekgeleerden in Frankrijk en Engeland, hij zou zelf zijne duitsche collega's uitnoodigen en ik zou mij wenden tot onze nederlandsche musicologen, hierbij gesteund door de heeren Mr. L. P. J. Michielsen en Dr. Joh. Wagenaar, bestuursleden der „Union Musicologique".

Het resultaat was verblijdend.

Niet minder dan 52 bijdragen zijn binnengekomen. Men vindt er, behalve uit Frankrijk, Engeland, Duitschland en ons eigen land, uit België, Finland, Spanje, Denemarken, Noorwegen, Zwitserland, ja zelfs uit Amerika.

Het boek is uitgegeven bij de vermaarde firma Martinus Nijhoff te 's Gravenhage. Een fraai exemplaar in prachtband, gedrukt op oud-Hollandsch papier, werd den jubilaris aangeboden.

Het boek komt in den handel en, na rustige bestudeering, zal het allicht aanleiding geven tot ampele bespreking.

Toch wil ik thans reeds een paar bijzonderheden mededeelen, betrekking hebbende op enkele bijdragen.

Het eerst komt aan het woord Dr. E. D. Pijzei, secretaris der Vereeniging voor Nederlandsche Muziekgeschiedenis, met „Een Nederlandsche Maecenas". Deze titel geeft volkomen den inhoud van het stuk weer, ook voor oningewijden. Daarna komt de heer A. J. de Mare, de getrouwe steun en medewerker aan Bibliotheek- en Museum, een lijst geven van al de geschriften door Dr. Scheurleer in het licht gegeven. Vervolgens schrijft W. N. F. Sibmacher Zijnen over „een muzikaal humanist". Ook hier behoeft men niet tezoeken naar de aanleiding van het onderwerp.

En dan volgen de andere bijdragen in bonte mengeling, in alphabetische volgorde, naar de namen der schrijvers, gerangschikt.