46

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

Het waren echter beloften en Massenet streefde naar grooter en hooger.

Gedurende verscheidene jaren trok hij zich terug, zich voorbereidend een definitieve poging te wagen. Hij nam deel aan een prijsvraag voor het componeeren van een opera, doch had hiermede geen geluk, want van alle mededingers werd de voorkeur gegeven aan La coupe du Roi de Thulé, van M. Diaz, welk werk echter zonder succes werd opgevoerd.

De partituur die Massenet had ingezonden en die in de 2e plaats in aanmerking zou gekomen zijn, werd met deze woorden door de jury gewaardeerd: De componist volgt ongetwijfeld een hoog ideaal, maar dat onvereenigbaar is met de mogelijkheden van een theater.

Van deze muziek is weinig verloren gegaan, daar Massenet veel in andere latere werken wist in te lasschen. (In de Cid; Roi de Lahore; en Eslarmonde.)

Gedurende den oorlog met Duitschland diende hij in de Nationale garde. Toen de betere dagen weer kwamen en er een opleving in de Fransche kunst was te bespeuren, was hij één der eersten. Toen hij „Don Cesar de Bazan" componeerde, was hij nog niet geheel de Massenet, zooals wij hem uit andere werken kennen. De tien jaren die hierop volgden kunnen als de belangrijkste van zijn scheppingstijd aangemerKt worden. In 1873 werd de eerste opvoering van „Les Errinnyes" gegeven, het gedicht van Aischylus, door le Conté de Lisle voor het Fransch tooneel bewerkt. Men heeft gezegd, dat die muziek slecht paste bij de Tragedie, daar de bekoorlijkheid en zachtheid vreemd aandeed bij de verschrikkingen van het werk van Aischylus; andere kritiek merkte echter op, dat door deze tegenstelling het werk des te duidelijker ging spreken. Wat wèl zeker is, dat de muziek van „Les Errinnyes" al bestond grootendeels voor le Conté de Lisle er aan gedacht had de Grieksche verzen te vertalen.

Toen Massenet de orkestgedeelten voor dit werk schreef, die de Preluden, entr'acten moesten worden, heeft hij groote gedeelten overgenomen uit de Orkest Suite Pompeia, die indertijd Pasdeloup op zijn concerten had uitgevoerd onder den titel „Muziek voor een antiek stuk." Deze suite bestond uit een Prelude, Hymne d'Eros, Choeur des Funerailles, Bacchanale, al deze vindt men in „Les Errinnyes" terug. De bekende zang van de violoncel, komt ook voor in no. 5 van de Dix Pièces de genre pour piano op 10, dateerend van 1866; eindelijk nog de balletaria La Troyenne regrettant sa patrie, was oorspronkelijk een melodie voor zang, die men vindt in de verzameling van melodieën van Massenet, en die in oorspronkelijke schepping stamt uit den tijd toen hij nog leerling was van Ambr. Thomas. Dit werk laat ons dan ook bij uitstek zien hoe een componist kan uitgroeien, en misschien openbaart dit uitgegroeide jeugdwerk, mede door zijn beperkte lengte de zuiverste kwaliteiten van den componist. (Slot volgt).

■tiitiitiiiiiiiiiiiittiiiiiiiiHiimtiiiiiiiiiiiiiiitituiiiiiiiiiiiiiuiin liiH^wirHffJHXHrHnmrfrHrHmfminiMiiiiiuiiitiiiiiitiiiii Belangrijke Data.

2 Dec. * Maria Catharina Berdenis van Berlekom

1860—1922.

* Leonardus Carolus Bouman 1852—1919.

* Robert Kajanus 1856.

* Hendrika van Tussenbroek 1854.

3 ,. * Johan Hendrik Garms 1867.

t Herman Goetz 1840—1876.

* Evert Cornelis 1884.

5 „ f Wolfgang Amadeus Mozart 1756—1791.

6 „ * Niccolo Isouard 1775—1818.

7 „ * Hermann Goetz 1844-1876.

8 „ * Johann Christoph Bach 1642—1703.

* Jean Sibelius 1865.

10 „ *César Franck 1822-1890.

*Theodor Kirchner 1823-1903.

11 „ * Hector Berlioz 1823—1869.

14 „ tKarl Philipp Emanuel Bach 1716-1780.

f Heinrich Marschner 1795—1861.

* Simon van Milligen 1849.

15 „ f Johannes Gerardus Rijk Acquoy 1829—

1896.

* Francois Adrien Boieldieu 1775—1834.

16 „ * Jhr. Mr. J. C. M. van Riemsdijk 1842—

1895.