50

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

den zal; de muziek is te onbeduidend, al zou het mogelijk zijn een paar gedeelten aan te wijzen waar een talent om dramatische scènes van muziek te voorzien duidelijk uit spreekt; edoch het geheel is slap en machteloos. Wel jammer van de groote moeite die er aan het stuk besteed is! Van die moeite hebben wij nochtans de resultaten genoten; immers de vertooning was bijzonder verdienstelijk, een eer voor het Nederlandsche gezelschap, dat met betrekkelijk geringen steun er zich dapper doorslaat, voor den dag komt met vertooningen die er wezen mogen.

Aan de Staats-Opera te Berlijn is het mis; de minister wil dat de intendant Max von Schillings zijn ontslag zal vragen en Max von Schillings, die nog niet zoo lang geleden weer een contract voor vijf jaar gemaakt heeft, zegt: „ik dank je lekker". Wat er nu eigenlijk aan de hand is weet men niet zoo precies te zeggen. Wel is er beweerd, dat de nieuwe „General-Musikdirector" Erich Kleiber, een protégé van den minister, het niet zoo best met zijn intendant vinden kon, doch het komt mij voor, dat men om zulk een nietige reden geen conflict uit zal lokken, dat er wel dieper oorzaken zullen zijn, al valt het niet gemakkelijk te bevroeden wat, temeer daar von Schillings al sedert een jaar of

vijf de Opera met talent en tot veler groote tevredenheid geleid heeft.

In het Concertgebouw te Amsterdam is Erich Wolfgang Korngold weer eens gast geweest, de zoon van den bekenden Weenschen muziekcriticus Dr. Julius Korngold. Die Korngold Jr. werd een jaar of vijftien geleden ineens genoemd als componeerend wonderkind; hij was nog maar een jaar of twaalf, toen er te Weenen reeds een ballet van hem „Der Schneemann" vertoond werd en niet veel later kwam hij met een „Schauspiel-ouverture" aanzetten, welke door een geraffineerde techniek de aandacht trok. Vlijtig en onder verstandige leiding heeft de jongen verder gewerkt en thans staat hij als een gerijpt kunstenaar voor ons. Vooral met zijn opera „Die tote Stadt" heeft Korngold Jr. overal eerlijken bijval gevonden. Dat eerlijk mag er wel bijgezegd worden; immers de booze wereld was er al heel spoedig op uit te beweren, dat ieder kunstenaar die naar Weenen toog werk van den jongen Korngold koos, om op die manier den vader-criticus gunstig te stemmen. Dat is nu eenmaal het lot ook van den eerlijksten criticus: iedereen heeft het recht hem van alles wat maar leelijk is te betichten, ook zonder een schijn van bewijs!

Nederlandsche Toonkunstenaars-Vereeniging

OFFICIEEL ORGAAN

Jaarverslag 1 Mei 1924—1 Mei 1925,

uitgebracht in de Alg. Vergadering op 7 Juni 1925 te 's-Gravenhage.

(Slot).

In het laatste jaarverslag werd gesproken van pogingen van andere Vereeenigingen, tot onderlinge aansluiting, met het doel, gezamenlijk algemeene belangen te behartigen en misstanden te bestrijden. Dit streven, oorspronkelijk uitgegaan van de Ned. Organisatie van Toonkunstenaren, heeft geleid tot de stichting eener Federatie van Toonkunstenaars-Vereeni-

gingen, waarin behalve genoemde Organisatie, ook het Nederl. Muziekpaed. Verbond, de Vereeniging Concertgebouw-orkest, de Bond van Koordirigenten en de Bond van Musici vertegenwoordigd zijn. Onze N.T.V. heeft zich bij die Federatie aangesloten en wordt in het Bestuur vertegenwoordigd door de Hh. v. Milligen en Dresden, welke laatste tevens voorzitter is.

De plannen voor een Muziekfeest ter viering van ons vijftig-jarig bestaan heb-