CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

61

gedachten getrokken worden naar de jeugdige aspiraties van den componist, naar die van het Poème d'Avril, frisch en subtiel, er ligt lentestemming over.

Het is zeker wel in den samenzang tusschen Charlotte en Werther, waar de innige en teere symphonie van de violen begint, dat Massenet een van de meest kenmerkende kanten van zijn muzikale natuur laat zien. Ook de ontknooping in dit werk heeft Massenet met smartelijke accenten geteekend. Op 45 jarigen leeftijd had hij een werkzaam leven achter den rug en in de 25 jaren die nog volgden trachtte hij zich steeds te vernieuwen onder andere vormen. Le Cid in 1885; Esclarmonde 1889; hierin kwam hij in zoover onder Wagners invloed, dat hij het Leidmotief invoerde, evenwel niet zonder te vergeten het met Franschen geest te drenken. Hij paste het echter niet dan strikt noodig toe en mengde ze niet door elkaar, zoodat men moeite had, ze te herkennen. Verder schreef hij in 1891 Le Mage, in 1894 Thais, waarmee hij bedoelde aan de Groote Opera een werk van dezelfde waarde te geven als hij vroeger in Manon aan de Opera Comique had geschonken. In 1894 La Navarraise; sterk van actie, fel van kleur; Sapho in 1897; Cendrillon, Conté de Féesin 1899. In 1901 Grisélidis. Dan het in 1902 gecomponeerde mirakelspel Le Jongleur de notre Dame, dat, wel zeldzaam, geen vrouwenrol heeft, daar het speelt in de abdij van Cluny onder de monniken. Het behoort echter tot het beste uit de laatste periode van zijn leven. Het is een meesterwerk voor de Opera-Comique geworden.

Vluchtig noem ik even: Cherubin, Ariane, Therèse, Bacchus, Don Quichotte, Roma, Panurge, Armides en Cléopatra. De balletten Le Carillon (legende met gebarenspel in een acte), La Cigale, Espade. Verder nog werken voor orkest, en een onvoltooid werk voor solo en koor.

Gedurende 18 jaar (1878—1896) was

hij werkzaam aan de compositie-klasse van het conservatorium. In die 18 jaar heeft hij grooten invloed op zijn tijd uitgeoefend. Door zijn beminnelijk karakter en muzikale intelligentie heeft hij velen aan zich gebonden.

Voor gevoelige harten blijft de groote voorwaarde voor muziek bekoring, charme, en deze zoekt men bij Massenet niet te vergeefs.

Hij bleef jeugdig, tot hij den 13 Augustus 1912 op 70-jarigen leeftijd stierf.

In een zonderlinge phantasie die hij noemde „Nagelaten gedachten" en die door een dagblad werd gepubliceerd, stelt hij zich voor tegenwoordig te zijn bij zijn eenvoudige begrafenis en hoort de gesprekken, die zijn vrienden houden, en deze zeggen: „nu hij dood is, zal men zijn werk wel minder spelen."

Deze ironische profetie is echter niet uitgekomen. Manon, Werther, Thaïs, Le Cid, Sapho, en de Jongleur de Notre Dame worden nog steeds in Frankrijk en België gegeven. En ook de Fransche Opera in ons land heeft Jules Massenet niet vergeten.

En waren het niet de Haghezangers onder Louis Bouwmeester Jr. die in het afgeloopen seizoen in Amsterdam herhaaldelijk opvoerden Don Cesar de Bazan? Wij leven wel heel snel, maar toch behoeven wij ons nog niet te schamen dat de muziek van Massenet ons bekoort. Wat ons aantrekt is ten slotte zijn fijnen zin om weinig groote middelen te gebruiken, wat in zijn tijd juist wel de gewoonte was.

. Niemand minder dan Jean Hubry breekt een lans voor Massenet als opera-componist, hem stellend boven Puccini en Leoncavallo.

En als wij bereid zijn te erkennen, dat de Fransche muziek is voortgegaan sedert haar opkomst, haar individualiteit in eiken vorm der toonkunst te bevestigen, dan mogen wij niet vergeten dat Massenet een figuur blijft, die onze waardeering waard is.