CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

erd - te - reich gar hoch in Hie - rar

ma-mus wir stets schrei - e Hilff

In 't oorspronkelijke (met afwisselende bariton- en tenor-c-sleutels) zijn de „telnoten" heele. Die komen ook, alleen of naast halve met en zonder stippen en kwarten, in ligaturen voor, dus wanneer een lettergreep meer dan één toon krijgt; zulk een groep, niet aaneengeschreven zooals met vierkante noten gebruikelijk was maar op onze manier door een boog verbonden, heeft blijkbaar den nominalen duur van een telnoot. Ik zette maatstrepen, allerminst logge drukken bedoelend, en markeerde het eind van de versregels niet fermaten, die geen stereotiepe verlenging vragen; toevoeging van tekstinterpunctie, voor 't verstaan overbodig, liet ik na. Harmoniseering zal men zeker wel maken, al hadden de meesterzangers waarschijnlijk geen begeleiding; de toonaard is ongetwijfeld c duur met slot op de terts (gelijk bijvoorbeeld O Haupt vol Blut und Wunden heeft in Bach's bewerking op de hoofdplaats van de Matthaus-Passion waar hij 't Ionisch boven 't Phrygisch verkoos) en met uitwijking naar den dominant in het Abgesang, waar ik f onverhoogd(mixolydisch)en geen fis zou nemen. Het nog van de moederkerk gewende Latijn tusschen het Duitsch, door veel liederen zooals In dulci jubilo bekend, zal niemand verwonderen; er staat vita dulcedo, niet vitae. De coloraturen (of „Blumen"), vooral het openings-melisma, dat ik als eerbiedig opgetogen welkomstgroetwuiving heerlijk en in den tweeden „Stoll" (bij de reprise) niet misplaatst vind, heeft men zeker vrij gezongen; zoo kon zich de

93

figuur in Rex Christe gemakkelijk ontwikkelen tot die van de koraalwending waarmee wij zoo vertrouwd zijn:

Riemann schatte den invloed van de meesterzangers op het protestantsche koraal gering; naar dit lied zou men anders oordeelen. Hun melodieën hebben geen goede reputatie, vermoedelijk ook wel omdat ze slecht zijn gelezen; ze verdienen een betere, meent Münzer, en niet alleen deze wijs geeft hem gelijk. Inzonderheid mag het ons jammer schijnen dat Sachs' muzikale nalatenschap erg klein is tegenover zijn ontzaglijke litteraire. Wij hebben voor onze kunst weinig aan de veelsoortige massa's van zijn gedichten, verhalen, dialogen, tooneelstukken, die haast geen onzer zal doorwerken.

Met Hoffmann staat het anders. Van zijn muziek is ook heel wat verloren, en dat binnen een eeuw, de negentiende nog wel, maar 't meeste bewaard en toegankelijk bibliotheekeigendom geworden. En in 1906 heeft Hans Pfitzner een pianopartituur van Undine, zijn hoofdopera, gepubliceerd, en in '22 Becking vier pianosonates van hem. Maar het is twijfelachtig of men naar een stevige voortzetting van die bezorgingen moet verlangen, al zou men bijvoorbeeld zijn kwintet voor strijkinstrumenten en harp verkrijgbaar willen hebben. Hij was een betrekkelijk retrospectief componist als wij 't mogen zeggen van Ernst Theodor Wilhelm die met vurige