138

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

Handschriften unbekannter niederlandischer Tonsetzer aus dem 18 Jahrhundert, in freier Bearbeitung für Violine und Klavier erstmalig herausgegeben von Willem de Boer,

door

ARN. DRILSMA.

Het zal nu zoo ongeveer een 20 jaar geleden zijn, dat de violisten-wereld verrast werd met de tijding, dat de firma Breitkopf & Hartel twee manuscripten gevonden had, die bleken vioolconcerten te zijn van Jos. Haydn.

Waarschijnlijk door het succes aangemoedigd, vond men korten tijd daarna weer een manuscript en dit bleek warempel een vioolconcert van Mozart te zijn, zoo luidde tenminste de mededeeling der uitgevers. Musicologen en ook de violisten, die dit concert (niet het beroemde, door Thibaud ingevoerde Es dur concert) critisch beschouwden, twijfelden echter zóó aan de „echtheid", dat dit werk het niet tot een repertoire-stuk heeft kunnen brengen. Nu had dit ook een andere oorzaak en wel voornamelijk deze, dat dit z.g. Mozart-concert geen voldoende qualiteiten bezat, om in het repertoire opgenomen te kunnen worden, afgescheiden van de vraag, wie de componist eigenlijk was.

De firma Hug en Co. doet anders. Zij vermeldt: Handschriften unbekannter niederlandischer Tonsetzer. Zulk een opschrift is veel practischer, omdat het zoo vaag iets aanduidt.

Bij de uitgave van de Nos. 1—4, reeds in '24 verschenen, vermeldt de firma niets betreffende de herkomst der handschriften; of ze op den bodem van den Limat of op den top van den Utliberg gevonden zijn. Thans vinden wij op de achterzijde de mededeeling, dat de Boer de schetsen in „Amsterdamer Privatbesitz" gevonden heeft. Dus aan de boorden van onzen mooien, kronkelenden Amstel en niet op den

bodem van den bruischenden Züricher Limat.

Maar wat doet dit er eigenlijk toe, als wij de werkjes niet van een historisch — maar van een artistiek violistisch standpunt uit beschouwen. En dan wil ik gaarne bekennen, dat alle stukjes een aanwinst voor ons klein-répertoire zijn.

Voor onderwijs-doeleinden zou ik den graad van moeilijkheid als volgt vaststellen: de Nos. 1, 2, 3, 5, 6, 8, 9, 11, 12, en 13 voor hen, die „Kreutzer" in zicht of reeds onder handen hebben en de Nos. 4, 7, 10 en 14 voor de verdergevorderden, die met de 24 Caprices van Rode reeds eenigszins vertrouwd zijn. (Loffelijke uitzonderingen uitgezonderd).

De vage vermelding „aus dem 18 Jahrhundert" ontslaat ons van de verplichting om ook maar de geringste moeite te doen op te sporen, van wien de handschriften wel kunnen zijn en door genoemd opschrift geeft de bewerker reeds aan in welken stijl de bewerking, vooral in harmonisch opzicht, gehouden is. Tevens weet de aspirant-speler, dat hem noch politinoal — noch atonaliteit te wachten staat.

Met de opschriften boven eenige stukjes geplaatst, kan ik me niet goed vereenigen, daar zij iets anders doen verwachten, dan de titel te kennen geeft. Zoo staat er boven no. 2, Scherzo, hetgeen m.i. met Menuetto (en dan lager gemetronomiseerd) beter betiteld zou zijn en bij No. 12 Walzer, zou het bijschrift „tempo di Valse", wellicht betere aanduiding zijn, daar alle in % maat genoteerde muziek, ondanks M. M. J. == 76—80, nog geen „Walzer" doet hooren. Zoo zou ook boven no. 13, „Pastorale" het opschrift: Boerendans of Dorpsdans, (ik denk hier aan „La Villageoise, van Rameau) de stemming beter aanduiden.

Welke van de technisch minder moeilijke stukjes de voorkeur verdienen is niet te zeggen. Is het no. 2 of de rhytmisch en metrisch aardige Passepied und Alternati-