256

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

maal een evenzeer gemengd als overmatig lang programma. Het eerste luidde: R. Wagner: Tannhauser-ouverture; Beethoven: Konzert-Arie; Joachim: Violin-Konzert; Mendelssohn: Loreley-Finale; Liszt: An die Künstler; Beethoven: Neunte Symphonie. Het tweede: Meyerbeer: Struense-Ouverture; Mozart: Arie aus Titus; Bach: Chaconne; Liszt: Phantasie für Klavier und Orchester über Motive aus Ruinen von Ahen; Berlioz: Romeo und Julie; R. Wagner: Stücke aus Lohengrin; Tannhauser ouverture (auf Verlangen). Tegenwoordig is Berlioz' Romeo genoeg voor een avond.

De massa dempte Pohl's enthousiasme niet en de brochure die zijn bekeering verkondigde werd iets blijvends, gelijk von Bülow voorspelde. Duurzaam is ook de vriendschap geweest, die Wagner te Basel met hem sloot na de festiviteiten waaraan de balling niet had kunnen deelnemen. En al bromde von Bülow eens: die Pohl wordt onverdraaglijk arrogant maar 't is mijn eigen schuld, ik ben te veel bon enfant, en Wagner eens: dat ik als harmonist door Liszt een heel andere kerel geworden ben, geef ik onder vier oogen graag toe, maar dat hoeft die Pohl niet in de krant te zetten; al waren beiden stellig soms wat ongemakkelijk in den omgang voor den journalist die du mocht zeggen maar toch wel eenigszins als knecht werd beschouwd, zij hebben, met Liszt, hem zeer hoog geschat.

Voor Liszt, wien hij verbindenden tekst bezorgde bij de koren uit Herder's Prometheus, deed hij niet weinig als inleider: een nog steeds voorbeeldige commentaar is zijn verklaring der Dante-symphonie, tevens een verstandige leer van dichtmuziek en muziekdicht. Begrip van Berlioz verbreidde hij door uitmuntende vertalingen. Maar vooral bracht hij velen tot Wagner, zij het meer tot den toonkunstenaar dan tot den ethischen kunstensamenvatter. Hij was in een grooten tijd een groot propaga-

tor, en is door allerlei didactische waarde van zijn verzamelde geschriften niet enkel een belangrijke historische figuur.

v. W.

Rectificatie. De noot met een paar mededeelingen uit de geschiedenis van het toonpeil onder Brederode's in het vorige nummer geplaatst artikel over transponeeren van zangstukken is door de redactie bijgevoegd, niet door den schrijver, wat aangeteekend had moeten wezen en op zijn verzoek nog wordt bericht. Opgemerkt zij meteen dat Brahms volgens een eigen uitlating (door Kalbeek verteld) minder dan Grieg aan de toonaarden van zijn liederen hechtte.

!|!ll!lll||||l||l|IIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIilliin

Het praatje van de maand.

Nu komt weer de tijd, dat alle kranten advertenties bevatten van dames en heeren die ,,nog enkele uren beschikbaar hebben tot het geven van piano- of zang- of vioolonderricht ". Niet zelden vindt men er nog allerlei bijzonderheden bij vermeld, als: zeer billijke condities, voor twee of meer kinderen uit één gezin speciale condities of zelfs: instrumenten om te studeeren worden desverlangd beschikbaar gesteld. Als men die annonces leest — ik heb er al een onder de oogen gehad van „degelijk onderricht voor vijftig cent per uur" — dan gaat men onwillekeurig altijd weer prakkizeeren; in de eerste plaats zeggen die aankondigingen u dat het toch wel zeer moeielijk moet zijn om zooveel lessen te krijgen dan men er den mond van openhouden kan, in de tweede plaats dat Jan, Piet en Klaas zich tot het geven van muziekonderwijs beschikbaar stellen. Inderdaad er wordt ontstellend geknoeid, meer geloof ik dan in eenig ander vak. Een einde daaraan maken! Ja, dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Waanneer men weet, dat iemand in deze zware tijden voor vrouw °n kinderen met het geven van muzieklessen een stuk brood verdient en men weet er tevens bij