CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

103

bij modernen en ook bij Reger al te talrijke, soms van trap tot trap harmoniseerende accoorden — aan de (natuurlijk horizontale) melodie véél meer speelruimte en vrijheid, n.1. de vrijheid der Neumen, wier toonopvolgen — oorspronkelijk heelemaal — ook bij het begeleide Gregoriaansch toch nog in grooten getale vrij zijn van den dwang, om als „accoordtoon" te moeten optreden, terwijl de harmonie meer de gehoorzame dienares van de melodie is. Als voorbeeld op instrumentaal gebied zou ik hier de Agrements van Bach'sche Sarabandes willen aanvoeren.

Maar ik geef gaarne aan een tegenpartij toe, dat ook deze wijze van componeeren op den duur monotoon kan worden, steriel door de dwingelandij van de Neumenmelodie (niet in de kerk natuurlijk, waar slechts één soort muziek thuis behoort) even stereotyp als de begeleide Monodie.

Ten slotte:

Elk voorbeeld kweekt spoedig „Epigonentum" en kan dus slechts als schakel, als kleur, als verrijking nut hebben, maar niét als manie.

Misschien is dit ook de reden, waarom van Wessem over zijn „verstilde rhythme" zoo vaag en mystiek schreef.

Hij heeft slechts willen „anregen" en veel meer heb ook ik niet kunnen en willen doen, al is 't dan ook in meer concrete termen.

■iininiimirui iiiii ntm ntiif inimi m m h hihi eiiiiiii iiiiii ii ril ii i ii iii i ii iii ih hi ei i n ii i ii i ii i ii i ii m ii i i nfi 111 ii iii ii i ut ii iii hi h Personalia. P. van Dam. f

Te Leeuwarden overleed in den ouderdom van 70 jaren na langdurige ziekte de heer P. van Dam, de laatste firmant van de vermoedelijk oudste Nederlandsche kerkorgelfabriek, een in 1794 gestichte, die den roem van onovertroffen degelijkheid behield. De nu gestorven leider had ook naam als geschiedkenner van het orgel en was bovendien een geacht musicus, organist en pianist-paedagoog.

Bespreking van nieuwe Muziek,

(Uitgaven van N. Simrock G. M. B. H. te Berlijn)

1. Ernst Brüning, op. 55 Schwarzwaldklange. Pr. Mk. 1.—.

2. Paul Klengel, op. 55. Vier Fantasiestücke für Klavier. Pr. niet aangegeven.

3. CarZ Hirn, op. 21 No. 1. Libelle in der Morgensonne, Pr. Mk. 1.20.

4. Adolf Waterman, op. 8. Walzer für Klavier. Pr. Mk. 1.— zuzüglich Teuerungszuschlag.

5. P. Amadis, op. 31 No. 1. Praeludium. Pr. Mk. 1.—.

6. N. van Wilm, op. 192 No. 1. Allegro alla Marcia.

7. Paul Kletzki, op. 4. Drei Praludien. Pr. Mk. 2.— zuzüglich Teuerungszuschlag.

8. Felix Dijck: Tanzweisen aus zwei Jahrhunderten. No. 1 Reigen Seliger Geister aus „Orpheus" von Chr. W. R. von Gluck. Pr. Mk. 1, zuzüglich Teuerungszuschlag.

9. Edouard Schütt, op. 59 Papillons d'Amour. No. 2. A la bien aimée, Valse. Pr. Mk. 2.

10. Walter Niemann, op 93. Pickwick Ein Zyklus nach Dickens. Pr. Mk. 3.

N.B. Alle werken voor Piano-solo.

11. Mayer-Mahr: Der Musikalische Klavier Unterricht, Band I, Heft 2. Pr. niet aangegeven.

Het doorzien van dezen voorraad nieuwe muziek stemt niet heel vroolijk! De vraag rijst: „is de muziek nog steeds een schoone kunst"?"

Laat mij eerst zeggen welke stukken n. m.m. ten eenenmale dienen te worden afgekeurd. Dat zijn, de Nos. 1 en 11; het eerste omdat het behoort tot dat soort van voorwereldlijke salonstukken, die direct smaakbedervend zijn; het tweede (een deel van een „methode") omdat het — hoe goed ook bedoeld, en hoe logisch ook in de opvolging der stukken — in de eerste dertig nummers de partijen van beide handen