CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

115

Phons Dusch.

Een jonge musicus, die snel carrière gemaakt heeft! Hoe oud hij is? Ik kan het U niet zeggen; bij het verstrekken van biografische gegevens heeft de Heer Dusch van zijn geboortejaar niet gerept. Misschien heeft hij er tijdig aan gedacht dat dit artikel onder de oogen van vele bekoorlijke jonge vrouwen komt. Ofschoon: hij is te spontaan, te weinig berekenend voor zoo een geraffineerdheid en bovendien: ik weet zeker dat Dusch nog op een leeftijd is welke men ook tegenover dames wel bekennen wil.

Intusschen: wie het absoluut weten wil vrage het hem zelf. Ik weet alleen dat Dusch een Zutfenaar van geboorte is; hij toonde al vroegtijdig muzikale talenten en ging dus toen de schooljaren achter den rug waren studeeren en goed ook: bij Röntgen, bij Wagenaar, bij Evert Cornelis en eindelijk bij Carl Friedberg. In het kleine Nederland te blijven, daar had de jonge kunstenaar geen zin in; dies trok hij in 1913 naar de nieuwe wereld, naar NewYork en misschien zou hij daar wel gebleven zijn, wanneer niet de wereldoorlog een einde gemaakt had aan droomen van succes in het groote land. Dusch keerde naar zijn vaderland terug en vond er als veelzijdig ontwikkeld musicus betrekkelijk spoedig een werkkring. Hij speelt uitstekend orgel; dat stelde hem in staat kerkconcerten te geven met niemand minder dan Mevrouw Noordewier en het verschafte al dadelijk bekendheid aan zijn naam. Ook als pianist trok hij de aandacht; hij is volstrekt geen „hervorragende" figuur onder de hedendaagsche klavierspelers, volstrekt geen epateerende virtuoos, maar wel iemand die mooi, waarlijk muzikaal piano speelt en dat beteekent volgens mij nog al iets. Spoedig ontving hij een aanstelling als hoofdleeraar aan de Muziekschool van de af deeling Rotterdam van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst; als zoodanig is Dusch op het oogenblik nog werkzaam. Een paar jaar geleden maakte Dusch met Francis Koene een kunstreis door Nederlandsch-Indië, die hem veel satisfactie gegeven heeft.

Maar vooral als dirigent is de kunstenaar in heel korten tijd geslaagd. Het is een jaar of drie geleden dat hij de leiding op zich nam van de Rotterdamsche Onderwij zerszangvereeniging. Zoo een jonge man, die nog nimmer voor een koor en een orkest gestaan heeft.... dat mocht een waagstuk heeten en velen schudden dan ook bedenkelijk het hoofd. Maar tot ieders verbazing bracht Dusch het er dadelijk uitmuntend af; als dat slaagt dan is hij een geboren dirigent, zei men; welnu het slaagde, zelfs zoo als niemand het had durven verwachten. Sindsdien heeft Dusch zich zeer als leider van een groot ensemble ontwikkeld; hij toonde van meet af aan een sterke belangstelling voor de moderne kunst en daaraan hebben wij te Rotterdam de kennismaking met vele mooie werken van dezen tijd te danken; ik denk maar aan ,,Le Miroir de Jésus" van Caplet, aan een Psalm van Lili Boulanger, aan ,,La vida breve" van Manuel da Falla. En voor het volgende seizien heeft Dusch alweer iets belangrijks gekozen en wel „Eine Messe des Lebens" van Delius. Voor het nieuwe moeten wij op de bres staan; dat is de loffelijke opvatting van Dusch, waardoor hij tevens de Rotterdamsche Onderwijzerszangvereeniging tot een vereeniging van beteekenis gemaakt heeft.

Dusch heeft ook verschillende stukken gecomponeerd; ik ken van hem een interessante Sonate voor violoncel en piano, welke meermalen ten gehoore gebracht is.

Als Gij ooit te Rotterdam komt en ergens in een huis mooi hoort pianospelen, dan zou het wel eens het huis van Dusch kunnen zijn; als gij ooit te Rotterdam komt en gij hoort in een zaal mooi zingen dan zou het wel eens de zangvereeniging van Dusch kunnen zijn. En als Gij eens te Rotterdam komt en gij wordt overreden door een snel rijdende auto dan zou het wel eens de wagen van Dusch kunnen zijn; de dirigent-pianist-organist-componist is ook een hartstochtelijk automobilist, die niet van maximum 15 K.M. houdt.