CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

123

waren om öf de hooge tonen öf de lage te beheerschen. Maar al was Eichborn èn historicus èn practicus, hij had, vrees ik, Bach's partijen voor eerste trompet (een groote, beter een lange, niet de tegenwoordige kleine, korte) wat weinig ingekeken. Ze vorderen gewoonlijk zoowel den vierden als den zestienden natuurtoon, soms ook den achttienden maar dien niet, zooals menigmaal den zestienden, zonder erheen te voeren; voor f-trompet (in de solopartij van het zesde Brandenburgsche concert) f 1—g 3, voor d-trompet (dikwijls) d 1—e 3, voor c-trompet c 3—d 3, maar in Der Himmel lacht, die Erde jubiliret den derden natuurtoon (in unisono trouwens) en (zeer obligaat) nog den twintigsten, klein g—e 3.

De zoogenaamde cantate No. 118, waarin „litui" voorkomen (O Jesu Christ, mein's Lebens Licht) is geen cyclus maar een — héél mooie — koraalbewerking, begrafeniszang met blaasinstrumenten zonder orgel, denkelijk voor het kerkhof. Het stukstaatin bes duur. Een cornetto, „Zink" (niet transponeerend) en drie bazuinen zijn, waar gezongen wordt, hoofdzakelijk bij de vier koorstemmen aangesloten. Twee litui (transponeerend) begeleiden zelfstandig; de partij van den eersten lituus gaat tot a 2 (notatie b 2). Het waren, dunkt mij, kromme „Zinken"; wij kennen den antieken lituus, het ruiterij-signaalinstrument van de Romeinen, als een klaroen met omgebogen beker.

De luit behoort tot een ensemble bij Bach voor zoover ik weet alleen in de Johannes-Passion (basarioso met twee viole d amore benevens orgelcontinuo, Betrachte, meine Seel'). Naar andere gevallen kan Hutschenruyter gemakkelijker zoeken dan ik, op de Haagsche Muziekbibliotheek.

Ik heb 't wat lang over bijkomstigheden gehad. Maar van het boekje kan ik overigens dan ook alleen zeggen dat het zijn welgekozen doel voorbeeldig treft. v. W.

Belangrijke Data.

16 Febr. f Johannes Gysbertus Bastiaans 1812-1875.

* Willem Kes 1856.

fChr. Louis Heinrich Kohier 1820—1886.

* Jacques Pierre Rode 1776—1830. *Philipp Scharwenka 1867—1917. f Giuseppe Tartini 1692—1770.

18 ,, * Antoon Averkamp 1861.

* Georg Henschel 1850.

19 „ * Luigi Boccherini 1763—1800.

* Felipe Pedrell 1841 — 1922.

20 „ * Charles Auguste de Bériot 1802—1870.

* Henri Vieuxtemps 1829—1881. *Karl Czerny 1791—1851. ■JGustav Adolf Heinze 1820—1906.

* Emiel Hullebroeck 1878.

21 „ * Léo Delibes 1836—1891.

* Emiel Hartmann 1836—1898.

22 „ * Samuel de Lange 1840—1911.

* Niels Wilhelm Gade 1817—1890.

* Frédéric Francois Chopin 1810—1849. fHugo Wolf 1860—1903.

23 „ fWoldemar Bargiél 1828—1897.

* Georg Friedrich Handel 1685—1759. *Eduard von Hartmann 1842—1906.

* Adolf Kullak 1823—1862.

24 „ * Arrigo Boito 1862—1918.

* Jean Baptiste Cramer 1771—1808.

* Frans Dunkier 1816—1878. f Ignaz Lachner 1807—1895.

* Jean Poueigh 1876.

25 ,, fAnton Stepanowitsj Arenski 1861—1905.

26 „ fFelix Draeseke 1835—1913.

f Jean Pieter Heye 1809—1876.

27 „ *Alexander Borodin 1834—1887.

f Hendrik Arnold Meyroos 1830—1900. *Anton Reicha 1770—1836.

28 „ * Edgar Istel 1880.

29 ,, * Gioacchino Antonio Rossini 1792—1868.

* Joseph Hubert Cramer 1844—1899.

Onze kalender heeft ons weer den naam voorgehouden van Felix Draeseke.. Wij moeten wel eens denken aan dien nog niet lang gestorven componist, een meester van prestige, die ten onzent nooit wordt gehoord. De meeningen over hem loopen uiteen, maar komen samen in erkenning zijner eerbiedwaardigheid.

Wij kunnen uitgaan van een beschouwing in Walter Niemann's Die Musik seit Richard Wagner. Een wat erg omvangrijk citaat zal daarbij noodig zijn, en het stuk is voor vertaling te Duitsch.

„Unglückliches Volk, das deutsche, mit seinen Talenten, dasz es an keinem besitzt, aber an jedem verliert." Keiner hat wohl die Wahrheit dieses bitteren HebbelWorts harter an sich erfahren, wie der zum Dresdner gewordene Thüringer Felix