CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

147

Maelzel deed wat hij kon om Beethoven ter wille te zijn bij zijn arbeid; hij noteerde voor hem de trommarschen en de trompetsignalen van de Engelschen en Franschen, ook de verschillende volksliederen.

Met de keus van een stuk van Beethoven, dat een Engelsche overwinning moest verheerlijken, had hij nog de bepaalde bedoeling het publiek in Engeland voor zijn Panharmonion en zijn andere uitvindingen te interesseeren. Er is zelfs sprake van geweest dat Beethoven Maelzel op diens reis naar Engeland zou vergezellen. ThayerDeiters (dl. III blz. 383) bevat een, in 't fransch geschreven briefje van Beethoven aan den violist Thomson, waaruit dit voornemen blijkt.

Toen de „veldslag" voltooid was rees bij Maelzel (die voortdurend met Beethoven samengewerkt had, want voor zijn automaat iets te componeeren was zonder zijn voorlichting niet mogelijk) het denkbeeld dat een bewerking voor volledig orkest, en een uitvoering daarvan, vóór hij zijn Panharmonion aan het publiek presenteerde, zijn onderneming zou ten goede komen.

Ook hiertoe vond hij den componist bereid.

Beethoven instrumenteerde het stuk en plaatste het op het programma van een liefdadigheidsconcert, dat zou plaats vinden op 8 December 1813, een zoogenaamde „Invaliden-Akademie."

Dat programma is hoogst curieus! Het wijst aan als eerste en derde nummers, de 7e Symphonie en Wellingtons Sieg, beide in de allereerste uitvoering, en daartusschen — misdadige smakeloosheid! — een voordracht van Maelzels automatischen trompetter, ditmaal niet — als gewoonlijk — op de piano begeleid door zijn vervaardiger, maar door het volledig orkest. Dussek en Pleyel hadden dat arrangement gemaakt.

Bij de uitvoering werkte alles, wat in Weenen van muzikale beteekenis was, mee. Schuppanzigh voerde als concertmeester het orkest aan. Spohr en Mayseder

vergenoegden zich met bescheiden plaatsen; Salieri leidde de trommen en de „kanonnaden" en Hummel sloeg de groote trom.

Het succes overtrof de stoutste verwachtingen. De zevende symphonie werd hartelijk toegejuicht (het Allegretto moest zelfs herhaald worden) maar Wellingtons Sieg ontketende een geestdrift, zooals te Weenen zelden was voorgekomen. Reeds vier dagen na de eerste uitvoering had de tweede plaats (12 Dec). Op 2 Januari 1814 volgde weer een herhaling; de automatische trompetter had toen het veld geruimd; daarvoor in de plaats kwamen drie nummers uit Die Ruinen von Athen.

De geestdrift schijnt niet gemakkelijk naar elders te zijn overgeslagen; van uitvoeringen in andere steden, vindt men zelden gewag gemaakt.

* * *

Hier moge nu een korte beschouwing van het werk, in gestalte en aanleg volgen.

Den aanvang vormen trom- en trompetsignalen aan den Engelschen kant; de trommen beginnen piano en moeten met een machtig crescendo den indruk geven, dat een sterke troep nadert. Beethoven schrijft voor, dat — wanneer de ruimte buiten de concertzaal het toelaat — de tamboers van uit de verte moeten komen aanmarcheeren.

Heeft dit trommelen en signalen blazen een poos geduurd, dan speelt een klein harmonie-orkest (laat-18e eeuwsche bezetting) den marsch Rule Brittannia, waarmee dan is aangeduid dat het Engelsche leger is aangekomen en in slagorde staat.

Nu geschiedt hetzelfde met de Fransche troepen; hun marsch is het lied Marlborough s'en va 't en guerre! de trom-marschen van de Franschen hebben de Vs maat.

Staan de beide legers nu tegenover elkaar, dan blazen eerst de Fransche (C) trompetten, daarna de Engelsche (in Es) het signaal tot den aanval. Dat is voor bei-