148

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

de legers hetzelfde; alleen de toonsoorten zijn verschillend.

Nu volgt de veldslag (in B.) voorbeeldeloos conventioneel en onbelangrijk; veel toonladders in de eerste violen; begeleidend triolen-tremolo van tweede en altviolen; de blazers geven niets dan accoorden op het eerste en tweede maatdeel; het laatste steeds sfz. waardoor een sterk syncopische indruk gegeven wordt.

De alla-breve maat wisselt af met een 3/s; naar het schijnt moet dit een verergeren van den toestand aanduiden. Dit (korte) stuk loopt uit in een (langen) Sturmmarsch, die wèl karakteristiek is uitgevallen, en waarin men fragmenten van de nationale marschliederen herkent; vooral van Marlborough, unisono in „het hout."

Een langdurig diminuendo met dalende toonladders leidt naar een Andante (fis, G/s); dit blijkt te zijn een droevige variant van Marlborough. Met andere woorden: de Franschen zijn verslagen!

Dit gansche, kinderachtig-naieve gedeelte biedt één opmerkelijkheid: de manier waarop de imitatie van de kanonschoten geschiedt. Beethoven laat ze knallen op willekeurig gekozen oogenblikken; vooral niet steeds op het sterke maatdeel. Daardoor vermijdt hij een te krachtige onderlijning van het metrisch accent, die eentonig en vermoeiend werken zou.

Met het tweede gedeelte, de SiegesSymphonie wordt het werk belangrijker. Een korte Intrada (Allegro ma non troppo) wordt gevolgd door een (n.m.m. veel tè) lang Allegro con brio in marschvorm, in D. In het midden komt een fragmentarische aanhaling van het God save the King; fragmentarisch, want met de 12e maat houdt Beethoven plotseling op, om, na een pauze, die 12e maat op de dominante van D te herhalen en zóó weer tot het Allo. c. brio te komen. Later keert het Engelsche volkslied terug; nu — allerzonderlingst! — zóó genuanceerd, dat de eerste van elke twee maten piano, de tweede fortissimo gespeeld wordt, welke afwisse¬

ling regelmatig wordt volgehouden.

Het stuk wordt besloten met een vlugge dubbelfuga in 3/8 maat, waarvan voor het hoofdthema: (d, d, e, J cis, d, e j fis, fis g, fis, e, d) genomen zijn, de eerste vier maten van God save etc, en het contra-subject gevormd wordt door een figuur in 16e noten. De keus van dit motief als thema voor een Fuga lijkt mij een misgreep.

* * *

In mijn Utrechtschen dirigenten-tijd heb ik tweemaal een grooten Beethoven-cyclus gegeven, verdeeld over het gansche winterseizoen. De tweede omvatte alles wat B. voor orkest geschreven heeft (uitgenomen de Finale van de IXe) verschillende kleinere koorwerken (Meerestille, Koorfantasie enz.) en ook Wellingtons Sieg.

Het was een waar „bestel" alles wat daarvoor noodig was bijeen te krijgen. Ik moest een aantal tromslagers en een paar extra-trompettisten engageeren, en mij een tweede groote trom (alias kanon) verschaffen; zorgen voor ratels die het geweervuur hadden na te bootsen, en om al die extras te bezetten, krachten recruteeren uit den kring van handige en geestdriftige dilettanten, die te Utrecht altijd groot geweest is. Ook met de trommen slaagde ik best! Onze eerste clarinettist, die eenige tientallen van jaren de staf muziek van de genietroepen heeft geleid, bracht mij een pracht-sergeant-tamboer van het korps, een man die, virtuoos op het kalfsvel, bovendien intelligent was en volkomen begreep waar het om ging; die zes van zijn beste tamboers uitkoos en met hen feilloos de marschen instudeerde; de zware ratels — voorheen in gebruik bij de Gemeente-reiniging, nu opgeborgen in een museum, werden mij, door de vriendelijke tusschenkomst van den burgemeester, in bruikleen gegeven.

De inrichting van Tivoli — de concertzaal — waar links en rechts achter het podium stemkamers zijn, door een vrij langen gang verbonden, maakte het mogelijk het