CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

161

ken geweest, waarin men hoop op herstel begon te koesteren, misschien omdat men het zoo innig gaarne wenschte, maar het werd ten leste maar al te duidelijk, dat des kunstenaars dagen geteld waren. In den nacht van Donderdag op Vrijdag 3 Maart is het einde gekomen van dezen goeden mensch en kunstenaar, die zich zooveel vrienden verworven had.

Met de groote zomeruitvoeringen in de Hervormde Kerk te Naarden heeft Schoonderbeek zich een naam in den lande gemaakt. Meer dan vijf en twintig zomers zijn wij muziekvrienden naar het stille stadje in het Gooi getrokken (meestal des Zondagsmiddags) naar de uitvoering van Schoonderbeek zooals het heette. Met medewerking van de beroemde solisten en het Concertgebouw-orkest heeft de knappe musicus in den loop van de jaren uitvoeringen gegeven van bekende en onbekende en geheel nieuwe werken en steeds uitvoeringen, die op een hoog peil stonden. Ik herinner me nog zoo goed die eerste uitvoering in ons land van Wolf Ferraris' ,,La vita nuova" of van Bossi's „Canticum canticorum" en „Paradiso perduto" nu alweer gedeeltelijk verouderde werken, maar die toentertijd toch met bijzonder genoegen gehoord werden. Het waren feestdagen voor het Gooi geworden, die Zondagmiddag-uitvoeringen in de Naarder kerk; eens per jaar zagen wij overal verspreiden elkander allemaal terug en eens per jaar gingen wij, als de kunst ernstig en waardig gediend was, gezamelijk nafuiven bij Jan Tabak of waar dan ook in het Gooi. Verleden jaar kon voor het eerst sedert zeven en twintig jaar de zomeruitvoering niet doorgaan wegens Schoonderbeek's gezondheidstoestand; en nu is het voorgoed uit; de stichter van deze zomeruitvoeringen, de rector spiritus ervan is heengegaan. Niemand zal er aan willen denken dit werk voort te zetten . . .

Van Schoonderbeek's leven valt weinig te vertellen; hij was te Naarden geboren waar zijn vader als organist en muziekon¬

derwijzer werkzaam was. Op het conservatorium te Amsterdam ging hij studeeren violoncel bij Henri Bosmans, muziektheorie bij Bernard Zweers; toen vestigde hij zich in het Gooi en won zooals gezegd spoedig naam met die eene zomeruitvoering, welke door vijf en twintig gevolgd zou worden. Schoonderbeek's praktijk breidde zich zeer snel uit. Hij werd dirigent van een oratorium te Amsterdam, van een groote zangvereeniging te Haarlem, van Excelsior te 's-Gravenhage. Toen kwam de eerste waarschuwing, dat een mensch niet straffeloos te veel kan doen; Schoonderbeek werd ernstig ziek, moest zich een tijd van alles terugtrekken en toen eenmaal het herstel gekomen was, wilde de edele, slechts in werken vreugde belevende kunstenaar, zich wel beperken. De Nederlandsche Bachvereeniging werd opgericht en daaraan zou hij voortaan zijn beste krachten wijden; de kunst van Bach tot velen te brengen, ziet, dat was het ideaal van Schoonderbeek en daaraan heeft hij zich gegeven met al de kracht en al de liefde die in hem waren.

Hoe hoog velen hem geschat hebben, hoezeer hij bemind was is bij de teraarde bestelling duidelijk geworden; iedereen weet, dat Nederland een degelijk kunstenaar verloren heeft, allen die hem gekend hebben weten dat er een braaf-geloovig en liefderijk man heengegaan is, wiens nagedachtenis in eere gehouden moet worden.

IIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM

Het Praatje van de Maand.

Het is nog niet zoo heel lang geleden, dat een mijnheer, die eens over een of andere Nederlandsche dwaasheid geschreven had, van een journalist (ik geloof dat het in Haarlems Dagblad was) ten antwoord kreeg: „Kom, kom, spreekt U toch niet altijd van „Nederlandsche" dwaasheden, die komen in ieder land voor." Zoo, zoo, geachte journalist, gelooft u dus dat in andere landen zou kunnen gebeuren wat een paar jaar geleden in ons land gebeurde, dat aan een groot hofdiner van een paar hon-