162

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

derd gasten niet een vertegenwoordiger van de wetenschap en niet een vertegenwoordiger van de kunst aanwezig was? Wanneer gij, geachte journalist, gelooft dat dit volstrekt geen specifiek Nederlandsche dwaasheid is, dan zal ik Lt de verzekering geven dat in andere landen de vertegenwoordigers van wetenschap en kunst niet minder geacht worden dan kolonels en calvinistische predikanten, die in grooten getale een plaats aan het gastmaal gevonden hadden. En hoe ergerlijk was het vroeger niet, dat van hoogerhand nimmer de geringste notitie genomen werd van een feest van een of anderen geleerde of van een beteekenishebbend kunstenaar, dat groote kunstenaars grafwaarts gebracht werden zonder dat men er in den Haag zich iets aan gelegen liet liggen? Is het een vijf en twintig jaar geleden in ons land niet gebeurd, dat eenige heeren, die bij gelegenheid van een feest dat Orelio ging vieren, om een decoratie voor den kunstenaar kwamen vragen, te verstaan werd gegeven dat zulks heel bezwaarlijk gaan zou omdat ,,Orelio toch iemand van het tooneel" was. Moest de wereldberoemde Messchaert, een der edelste kunstenaars, niet tot zijn zestigste jaar wachten op een decoratie, de minste welke men geven kon? . . .

En nu weer iets! Men weet, dat er te Genève tijdens de internationale muziektentoonstelling een reeks buitengewone concerten en operavertooningen gegeven zullen worden, waaronder voor de Nederlanders de komst van Mengelberg met het Concertgebouw-orkest het hoogtepunt is. Een Duitsche dirigent zal daar Duitsche composities dirigeeren, Gaubert uit Parijs komt met het Conservatorium-orkest de belangen van de Fransche componisten verdedigen, de Italiaan Molinari zal composities van moderne Italianen vertolken en voor het Nederlandsche concert worden

opgegeven werken van Beethoven,

Strauss en Debussy.

Hoor wat Dr. J. C. Hol ervan zegt in een door hem aan de Nieuwe Rotterdam-

sche Courant gezonden entrefilet: „De Hollandsche muziek dus geheel vergeten; een harde slag voor de Hollanders hier! Er wordt ten onzent te hard en te ernstig gewerkt door componisten dan dat de Hollandsche muziek geheel ontbreken mag! De namen Diepenbrock, Dopper, Landré, Pijper, Schafer, Smulders.Wagenaar, Zweers deze lijst bewijst voldoende hoe gemakkelijk een keus zou te doen zijn. Diepenbrock's alt-hymne „An die Nacht" zou hier bij een elite dezelfde warme belangstelling vinden als Spinoza, hier onlangs waardig herdacht. Ook vergete men niet, dat Genève door den Volkenbond een brandpunt is van internationale politiek en dat een Hollandsch concert zonder een noot Hollandsche muziek stellig afbreuk aan ons prestige zal doen." . . .

Zou de Haarlemsche Orkestvereeniging na een sukkelachtig bestaan van ten minste een kwart eeuw nu werkelijk op haar laatste beenen loopen? Er is bericht gekomen, dat de dirigent Nico Gerharz met October eervol ontslag gevraagd heeft, omdat hij geen kans ziet het orkest op het door hem gewenschte peil te houden met de middelen welke de finantieele commissie hem ter beschikking kan stellen. Het besluit van een flink man, die weet wat hij wil. Ook voor het talent van Gerharz hebben wij niets dan waardeering; een verrassend goede vertolking door het Haarlemsche orkest van Saint Saens' derde symphonie is ons altijd bijgebleven. Maar . . . Haarlem ligt vlak bij Amsterdam; de gegoede Haarlemmers kunnen het orkest van het Concertgebouw hooren, het orkest, dat ook vijf of zes maal op een winter te Haarlem optreedt; het Residentie-orkest geeft er concerten en dus hebben die meet gegoeden voor het verdienstelijk maar in alle opzichten bij de andere orkesten achterstaande eigen gezelschap nimmer veel nieuwsgierigheid aan den dag gelegd. Het is nu eenmaal zoo: wie het uitmuntende heeft wordt kieskeurig, neemt met het niet onverdienstelijke geen genoegen meer. En de kleine