CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

175

een zuiver, waar kunstgenot, 't Was alles zoo eenvoudig, zoo natuurlijk, de zang, de directie, het geheele samenzijn. Geen formaliteiten. We zaten daar bijeen als behoorende tot één groot gezin, dat aandachtig luisterde naar al die levensuitingen. Muziek is niet anders dan dat.

De Avondcantate had zulk een groot succes, dat ze op verzoek van Mevrouw Engelmann-Brandes na afloop van het programma in haar geheel werd herhaald. De alt-solo werd gezongen door Mej. Betsy Eyken Sluyters. Toen zij het „Eewge Vader" inzette klonk de diepe, sonore alt als een openbaring. Niet alleen met haar stem, doch ook met haar echt-vrouwelijke fijngevoelige voordracht maakte zij een diepen indruk. Opmerkelijk was ook de klankschoone interpretatie van Wagner's lied „Schmerzen". Mej. Eyken Sluyters is ongetwijfeld een der meest-begaafde leerlingen van Cath. van Rennes geweest. Zij is helaas voor de kunst verloren gegaan. Haar zang had toen — ondanks allen ernst — een komischen kant. Zij stond te zingen onder een plaat — zoo'n echte schoolplaat met een brood er op geteekend, waaronder te lezen stond: dit is een wittebrood!!! Jhr. J. C. M. van Riemsdijk was een beetje verstoord over die grappigernstige situatie.

Richard Hol was onkundig van Catharina's manuscript. „Nu kind, dat hadt je me wel eens kunnen zeggen", was z'n eerste woord in de pauze. Ik wil dezen avond besluiten met een alleraardigste rake opmerking van Cath. van Rennes' fijnzinnige Moeder, die algemeen bekend stond onder den naam van „Moeder Marianne": „Je avond was prachtig, maar la note joyeuse ontbrak er aan."

Van het jaar 1895 weet ik alleen, dat toen mannen als Willem Mengelberg, Julius Röntgen, Hartog, (Wagenaar was een trouw bezoeker der „Soirée's) en Cornelie van Zanten op de gala-stoelen hebben gezeten.

De Fransche bewaarschool herbergt voor menigeen, inzonderheid voor de jubilaresse en voor hare oud-leerlingen dierbare herinneringen. De kunstschilder G. W. P. van Dokkum, die naast z'n palet den zang met hart en ziel aanhing, werd daar ingewijd in een der hoofdrollen uit Wagenaar's quasi-ernstige opera „De Doge van Venetië". Van Dokkum was eertijds een ont-erbeterlijke Prins Papiro, zoowel „stimmlich" als in uitbeelding. Dank zij de „leermeesteres" was deze wedergave doortrokken van Wagenaar's oorspronkelijken geest. Tot zoover enkel herinneringen uit lang vervlogen dagen.

Later werd de zangschool naar het bekende huis in de Bregittenstraat verplaatst. De leszaal, waar nu klein en groot bewustmooi leeren zingen, waar de rhytmische gymnastiek — daar kortweg „de ryth," genoemd — met een algeheele toewijding wordt beoefend heet „Bel Canto". De spreuk, die ik als motto koos, is een der vele, welke de antieke balken van dit zangheiligdom sieren. Ze wijst op het rijke arbeidzame leven van de jubilaresse. Wat heeft zij door haar paedagogische gaven niet een opbouwend werk verricht! En we kunnen het volmondig erkennen, dat haar zangen ook in de kleinste uithoekjes van ons Nederland en niet te vergeten in onze tropische gewesten weerklank vinden en met vreugde worden ontvangen. Naar aanleiding van de tropen breng ik nog even haar tournée door Nederlandsch Indië in herinnering in 1912, vergezeld van Hanna Verbena, de zangeres met de „zilvren" stem, de vertolkster bij uitnemendheid van het heerlijke liedeken „De gefopte Vogelaar", dat een 27en druk beleefde. We zijn er trotsch op, dat Batavia zich gereed maakt om onze kunstenares uit het koele Westersche land te eeren en te huldigen.

Ik genoot het voorrecht haar laatst-geschreven opus75 „Zondagmorgen met onze kinderen" met de componiste aan 't klavier door te nemen, voordat 't de wereld inging.

»