CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

177

ren. Deze eisch is natuurlijk volkomen juist. Wie stemt hier niet mee in! Doch daar we allen weten, dat in de practijk aan dezen eisch niet of hoogst zelden voldaan wordt of kan worden, vervalt ook de grondslag waarop S. de zuivere intonatie tracht te verkrijgen. Maar laat ik eerst overgaan tot het bespreken van Togni's werk, dat voor meergevorderden geschreven is en het zuiver stemmen bij hen geen bezwaar meer mag hebben.

Togni geeft een beknopt studiewerkje, dat als hulpmiddel ter verkrijging van een goede intonatie en gladde positieverwisseling bij het dubbelgreepspel, uitnemende diensten zal bewijzen.

Vooreerst de korte oefeningen, in één positie gehouden (de 3de), die voor het dagelijksch gebruik bestemd zijn: kleine en groote sexten met a/j en 4/3, tertsen, quarten, quinten, octaven, [3/x—4/2] in ver' schillende verhoudingen. Dan volgen aanwijzingen en goede vooroefeningen voor den dubbelgreep bij het verwisselen van positie, vervolgens gr. t.-toonladders in tertsen met aanwijzing, hoe van ligging veranderd moet worden bij de snaarovergangen. Hierna komen de gr. t. toonladders in sexten aan de beurt, van de waarschuwing voorzien: „éviter autant que possible le monument latéral dun doigt pour des quintes diminuées ou augmentées", waarop dan de toonladders in octaven volgen; eerst met Vi. daarna met Vx en V2. voorzien van den juisten raad, om deze vingerzetting voorloopig te gebruiken van de 3e ligging af, opwaarts gaande. Ten slotte vinden we voorbereidende oefeningen voor de toonladders in décimen, (eerst octaaf Vi> dan none en eindeliïk de décime met den 4en vinger) en gebroken accoorden in dubbelgreep (sext of quint).

De schrijver heeft het werk uitsluitend als „Mécanisme" bedoeld, hetgeen blijkt uit de lijst van muzikale studiewerken, die hij ter verdere practische beoefening aanbeveelt. Naast de bekende Etudes noemt

hij de bijzondere werken van Sevcik, Sauret, Hoffmann, Drilsma, Flesch e.a.

In een aanhangsel toont Togni ons eenige fragmenten van Dubbelgreep-Etudes van Kreutzer (No. 37 A gr. t. en 32 in F) door hem (T.) van een vingerzetting voorzien, gebaseerd op het systeem, dat Jarosy in zijn boek, „neue Theorie des Fingersatzes", uitgewerkt heeft.i)

Togni's werkje, [opgedragen aan Huberman,] dat van een tekst in drie talen, (het Nederlandsch uitgezonderd!) is voorzien, zal den meergevorderden vioolstudeerenden van nut kunnen zijn bij het beoefenen van het zoo moeilijke dubbelgreepspel.

Van het werk van den nu bijna 75 jarigen Sevcik heb ik slechts het eerste der 14 te verschijnen deelen in mijn bezit, die echter volgens de inhouds-opgave alle geschreven zijn, „basée(s) sur les rapports harmoniques". Dit beginsel zet S. uiteen in een inleiding, waarin hij aantoont: „Les défauts de 1'accord du violon par quintes justes". Hij zegt, dat het stemmen in reine quinten tot gevolg heeft, dat een violist, die e2—b* en daarna byd* speelt, zonder den lsten vinger te verplaatsen, niet correct zuiver speelt, op grond van het verschil tusschen de getemperde en normale stemming. Is de B als onderquart van de open E zuiver, dan zal die B als bovensext van de D-snaar te laag zijn en omgekeerd, als men B als sext zuiver hoort, dan is die zelfde B als onderquart te hoog. Nadat hij dit verschijnsel uitvoerig heeft toegelicht en natuurlijk steeds de aandacht vestigt op het volkomen zuiver stemmen, (het gebruik van quintreine sna-

i) In het Maandblad van het Muziekpaed. Verbond, Jaargang 1923, heb ik op deze wijze van vingerzetting de aandacht gevestigd. Ook m nieu-

„au oudere werken bewerkt door Carl we uitgaven van ouuc

Flesch en in de Sonaten en Partiten van Bach, bewerkt door Oscar Biehr, kan men een toepassing van dit .systeem" vinden. Doch voor het toepassen van een systeem, onder alle omstandigheden, zij hier toch gewaarschuwd.