188

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

niet in het belang van Mendelssohn's meesterwerk zou zijn, als de vioolvirtuozen, speciaal wat de finale van het opus betreft, van het door hen eigenmachtig aangenomen prestissimo-tempo weder terugkeerden tot het door den componist aangegeven allegro molto vivace.

IINIHIIinillllH

Na Kor Kuiler's feest

door

WILLEM ZONDERLAND.

Kor Kuiler vijftig jaar! Men heeft moeite het te gelooven. In geen enkel opzicht doet de jubilaris aan een vijftiger denken. Als men hem aandachtig gadeslaat, vooral, als men hem schier onvermoeid het Groninger orkest ziet aanvuren, dan geeft men Kuiler hoogstens veertig jaar. Als weinigen verstaat hij de kunst hard te werken — het baantje van orkestdirigent is nu eenmaal geen sinecure, eischt van iemands physiek heel veel! — en jong te blijven.

In Kor Kuiler hebben wij allereerst te zien den goed-gevormden, den ras-musicus bij uitnemendheid. Hij kan méér dan het orkest leiden, hij is ook een begaafd scheppend kunstenaar en bovendien een pianist, die zich nog mag laten hooren. Deze veelzijdigheid strekt hem tot eer, geeft hem op menig collega een voorsprong.

Als scheppend kunstenaar deed hij op jongen leeftijd reeds van zich spreken. Ik denk hierbij aan z'n viool-sonate, een werkt, dat hij op twintig-jarigen leeftijd voltooide en dat met warmen bijval ontvangen werd. Snuffelend in een der jaargangen van het „Weekblad voor Muziek" uit het laatst der „vorige eeuw" lees ik over deze Sonate de volgende ontboezeming van den redacteur Hugo Nolthenius: „Wat was een heerlijk oogenblik, werkend als een verkwikkende zonnestraal in het eentonig grijs van alledaagsche beslommeringen. Ik mocht ten mijnent in een kleinen kring van uitgezochten ontvangen

een paar jongeren, die mij vast doen gelooven, dat ze hun medemenschen nog veel te genieten kunnen geven, en genot van het edelste soort, geestelijk genot.

De componist Kor Kuiler en de violist Johan Grolle, gaven ons Kuiler's VioolSonate ten gehoore, zoo frisch, zoo warm, en zoo vurig, dat wij innig dankbaar waren voor het genotene in 't bizonder, maar ook voor het leven in 't algemeen, dat zulke verheffingen aanbiedt. Krachtig was de stroom die er ging tusschen die gaven en ontvingen."

Over een een-en-twintigjarige zulk een oordeel te vellen, is wel zéér vleiend.Want het is niet alleen de componist, die geëerd wordt, maar in niet mindere mate geldt dit den pianist. Nolthenius' profetie is ten opzichte van Kuiler prachtig uitgekomen. In den loop der jaren heeft hij z'n medemenschen veel en velerlei geestelijk genot gegeven.

Hiervan profiteerde Groningen in hooge mate. Groningen is aan Kuiler warmen dank verschuldigd. Met kunstenaars als Kuiler in het midden voelt men in Groningen weinig van de hoog-Noordelijke ligging. Het idee van te ver uit het centrumdes-lands te zitten, erger, het gevoel van geïsoleerd te zijn, valt dan als een kaartenhuis in elkaar.

Kor Kuiler heeft op muzikaal gebied veel moois tot stand weten te brengen, veel er toe bijgebracht de meest Noordelijke provinciehoofdstad een eervolle plaats te geven in de rij harer zustersteden. Gemakkelijk is dit niet. Het ten dienste staande materiaal is uiteraard wat beperkt.

En, vooral ten opzichte van het introduceeren van nieuwe of hier onbekende werken, is het vaak een vechten tegen oude en vastgeroeste begrippen. Is het overal een héél ding het nieuwe en vreemde ingang te doen vinden, in 't bizonder is dat in het Noorden het geval. Heel wat tegenstand, heel wat lauwheid moet overwonnen worden. De mentaliteit van hen, die in het