CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

241

ties onzer landgenooten in vroeger en later tijd, zoowel op het terrein der productie als dat der reproductie. Bij ietwat meer tijd van voorbereiding zou aan het provinciale element onzer tegenwoordige muziekbeoefening ietwat meer aandacht zijn gewijd, zoodat een concreter resultaat zou zijn bereikt. Dat dientengevolge de praestaties van het muziekleven in onze provinciale hoofdsteden iets minder tot hun recht zijn gekomen valt misschien te betreuren, niettemin concentreert zich internationaal het muziekleven van ons land op de hoofdplaatsen en dat daarom het Concertgebouw-orkest en het Residentie-orkest naar voren moesten treden, ligt in de rede.

En wat de componisten betreft, gelijk van zelf spreekt, is de tijd onzer contrapuntisten in de eerste plaats herdacht. Het mooie portret van Jan Pzn. Sweelinck staat als een document voor de groote bebeteekenis dezer internationale verschijning uit het einde der zestiende en het begin der zeventiende eeuw. De arbeid van de Vereeniging voor Nederlandsche Muziekgeschiedenis met haar belangrijke uitgaven, die beoogen het historische element te regenereeren, is op forsche wijze ten toon gesteld, in dier voege, dat iedere tentoonstellingsbezoeker onmiddellijk kan georiënteerd worden. Over de periode van verval in alle takken van kunst in ons land, is het beste maar te zwijgen; vandaar dat zulks ook op deze tentoonstelling is geschied. Maar dan komt een reveil in het midden van de vorige eeuw. Belangrijke figuren als Richard Hol en Johannes Verhulst treden op en maken dat ons land weer met eere ook op muziekgebied wordt genoemd. Na deze wegbereiders, tot wie zich een persoonlijkheid als Daniël de Lange onmiddellijk aansluit, komen de componisten van na 1880 met Bernard Zweers voorop, die met zijn symphonie „Aan mijn Vaderland" de juiste richting heeft aangewezen. Ik noem in onmiddellijk verband de béide anderen van de trits Alphons Diepenbroek en Johan

Wagenaar. Daarna Cornelis Dopper, de

von Brucken tock s, Feter van «nrooy, Antoon Averkamp, Dirk Schafer, Julius Röntgen en Sem Dresden, Willem Landré niet te vergeten, om eindelijk bij de jongeren te belanden, die in Willem Pijper hun meest krachtige representatieve en ook internationale figuur hebben gevonden. De Wagner-Vereeniging onder Henri Viotta en bovenal de stichting van het Concertgebouw, eerst onder Willem Kes en daarna sedert 1895, dus bijna gedurende het derde eener eeuw, onder de indrukwekkende autoriteit van Willem Mengelberg, hebben het geweldige poids van ons land doen stijgen. Dat moest dan ook op deze tentoonstelling vooral op zichtbare wijze naar voren worden gebracht. Er ligt geen bevoorrechting in de uitspraak, dat ons land op muzikaal gebied in de eerste plaats het land van Mengelberg wordt genoemd. Zijn wilskrachtige persoonlijkheid, zijn onvermoeide werkzaamheid hebben het instituut het Concertgebouw als organisatie tot een middelpunt van wereldvermaardheid gemaakt. Uitingen als het Mahler-feest, het Richard Strauss-feest, het Fransche Muziekfeest, de jaarlijksche vermaard geworden uitvoeringen van Bach's Matthaeus Passion op Palmzondag zouden zonder de leiding van Willem Mengelberg niet mogelijk zijn geweest. Terecht wordt men aan deze voor de geschiedenis der muziek in ons land hoogst belangrijke feiten en gebeurtenissen herinnerd. Zoodat ten slotte het beeld uit een retrospectief historisch oogpunt toch vrijwel compleet mag worden genoemd.

raramMiraiiniumninnnimm^^^ """""""

Boekbespreking door

WOUTER HUTSCHENRUYTER.

Bd. 61. Friedrich Ktose: Meine Lehrjahre bei Bruckner. — Erinnerungen und Betrachtungen.

Dit deel is eigenlijk de samenkoppeling