258

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

in zijn tijd een van de voornaamste meesters der toonkunst; hij heeft — straks zal ik bewijzen brengen — op den jongen Mozart (die hem zeer hoog schatte) een onmiskenbaren invloed uitgeoefend.

Eerst een kort overzicht van zijn levensloop: hij is op 14 April 1737 te Rohrau geboren. Wij weten uit de geschiedenis van zijn broeder Joseph, dat hun vader, de eenvoudige wagenmaker, een groot minnaar en vereerder van de toonkunst was, en dat diens vrouw hem daarin niets toegaf. De kinderen van dit echtpaar groeiden op in een muzikale atmosfeer.

Toen Joseph te Weenen werd opgeleid, schreef zijn leeraar, de hofkapelmeester Reutter, aan zijn vader: „zend mij al „je zonen, ik zal voor ze zorgen!" (Onvoorzichtig woord, tot een vader van een groot gezin!) Zoo kwam Michael in hetzelfde „Stift" als zijn broer Joseph, en evenals deze moest hij het verlaten toen zijn stem muteerde.

Michael was, toen hij op eigen beenen de wereld in moest, een goed violist en een wel onderlegd organist; was ook pianist en kende, door grondige studie, aard en wezen van alle andere instrumenten.

Gelukkiger dan zijn broeder, vond hij al spoedig een vaste betrekking bij den bisschop van Grosswardein, die hem tot kapelmeester aan zijn kathedraal benoemde. In 1763 stelde de aartsbisschop van Salzburg hem aan als concertmeester, naast en ter vervanging van, den vaak afwezigen, Leopold Mozart.

Deze, altijd bevreesd voor concurrentie van collega's, vatte bij voorbaat tegenzin op en sprak veel kwaad van Haydn; in een brief aan zijn zoon, van 29-6-1778, vertelt hij dat Haydn dronken voor het orgel gekomen is, en in zijn roes de godsdienstoefening in de war gestuurd heeft. Wat daarvan waar is kunnen wij natuurlijk niet uitmaken, maar het mag niet worden verzwegen dat twee, in 1808 verschenen biografiën (resp. van Schinn en Otter) hem

roemen als degelijk, solied mensch, eerzaam echtgenoot, en er bij voegen: hij heeft „niemals gegen die Massigkeit gesündigt."

Prof. Otto Schmid (Musikalisches Magazin, Heft 16) neemt ook aan dat Leopold M. hier te ver gaat en aan zijn kletsomanie toegeeft, terwijl het uitvoerig biografisch opstel van Schafhautl, in de Allgemeine Deutsche Biographie, heel niet rept van 's mans drankzucht.

Het zal ook wel niet zoo erg zijn geweest, want Michael Haydn genoot in Salzburg algemeen aanzien, en was daarbuiten ook zóó bekend en geëerd, dat van heinde en ver de deelnemers aan zijn begrafenis toestroomden.

Wanneer nu de vraag wordt gesteld: werd hij zoo hoog geschat, alleen om zijn persoonlijkheid, of was hij ook als toonkunstenaar, als componist van beteekenis? dan kan die laatste vraag bevestigend worden beantwoord.

Wij lezen van een plechtige Mis, die hem van uit Madrid, door tusschenkomst van het Oostenrijksche hof was besteld, dat zij is „ein Werk von reizender Man„nigfaltigkeit und erschütternder Tiefe „des Ausdrucks, dem an Grossartigkeit „und poëtischem Aufschwung kein ahn„liches zur Seite steht." Deze Mis is geschreven voor achtstemmig koor (twee dubbelkoren), vier solostemmen, (voor dien tijd „groot"), orkest en orgel.

Merkwaardige bizonderheid: zij is de eenige compositie die Haydn naar haar volle waarde (dus hoog) gehonoreerd werd.

Twijfelaars kunnen zeggen: „wie waarborgt ons dat die lofprijzende woorden „niet sterk overdreven zijn?" Voor hen een ander bewijs van 's mans beteekenis! De groote Mozart schatte een, door Michael H. gecomponeerd Offertorium zóó hoog, dat hij voor zich zelf, uit de zangpartijen, een partituur samenstelde.

Er is nog meer: een Mis hem door de