CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

281

kwam Kersbergen naar Amsterdam, zonder echter de banden met Zaandam te verbreken. Hier ontplooide zich zijn werkzaamheid als paedagoog, vooral nadat hij benoemd was tot leeraar in de theoretische vakken aan de Muziekschool van Toonkunst, een ambt dat hij thans nog waarneemt. Vele met eere bekende kunstenaars danken aan hem hunne vorming; ik denk aan Henriette Bosmans, Hans Franco Mendes, maar laat ik liever verder geen namen noemen, uit vrees er enkele te vergeten. Ook als componist begon Kersbergen naam te maken en dat is wel zeer teekenend voor een jong Nederlandsch toondichter, uitsluitend als componist van kamermuziekwerken. Liederen, orchestwerken of koorcompositiën heeft Kersbergen nooit geschreven. Niet alles wat hij heeft gecomponeerd is mij bekend, maar ik heb heugenis aan een bundel klavierstukken opus 2, in den geest van Schumann's Kinderscenen, aan zijn thema met variatiën voor piano opus 3, aan zijn Sonate voor viool en piano opus 4, aan Jos. Cramer opgedragen, een knap degelijk werk, waarvan de vormbeheersching zoowel als de kernachtige behandeling der beide solo-instrumenten de aandacht trekt. Dan de Variatiën en Fuga op een liedje uit Erk's Liederschatz, voor twee piano's, aan den heer en mevrouw Röntgen opgedragen en door hen ook gespeeld. Hier waardeert men den effectvollen „Klaviersatz" die den spelers ruimschoots moeilijkheden oplevert en eindelijk zijn opus 6, een quartet voor piano en strijkinstrumenten, dat men misschien het voornaamste werk van Kersbergen mag noemen en dat zich kenmerkt door bovengenoemde eigenschappen en bovendien door een grootere mate van rijpheid. Men ziet uit de neiging van den componist hoe hij zich aangetrokken gevoelt tot het voorname soort der kamermuziekkunst. Een goedkoop succes bij de groote massa zoekt Kersbergen niet. Zijn kunst is voor hen die door Schumann en Brahms opgevoed zijn tot het genieten van

muziek voor piano en strijkinstrumenten, muziek van voorname allure.

Na het vertrek van Dan. de Lange naar Californië, heeft Kersbergen de muziekcritiek in het Nieuws van den Dag waargenomen. Hij deed dit op een wijze geheel overeenkomstig zijn persoonlijkheid; eerlijk, oprecht en nooit kwetsend, als hij iets af te keuren had.

En zoo is deze eenvoudige kunstenaar dan nu 70 jaren geworden. Hij vervult nog steeds zijn taak met liefde en opgewektheid. Moge het hem gegeven zijn, nog lang de kunst te dienen op de hem eigene eerlijke, voorbeeldige wijze.

ANT. AVERKAMP.

IIIIIIIIIUIUIIIIUIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIU

Muziekleven te Berlijn. Résumé van een artikel van Arthur Hoerée in de Revue-Pleyel van Juni 1927.

De traditie in midden-Europa leeft voort op een verleden, dat moeilijk te dragen en te handhaven is; de nieuwe oriënteering komt van Frankrijk en van Rusland, al mogen Strawinsky's „Sacre" en de Weener musicus Schönberg niet vergeten worden.

Maar de Duitsche grond is aan de Muzen dierbaar: nergens gedijden ware genieën beter, dan op den bodem, die Bach, Mozart, Beethoven, Schubert en Wagner deden opbloeien. Muziekstudie behoort er tot de opvoeding; bovendien houden de Duitschers van alle muziek, vooral van zang, koorzang en kamermuziek. Zij is er een staatsreligie.

Daarmee is de oeconomie van het muziekleven niet opgelost. Maar voorbeeldig zijn: de qualiteit der uitvoeringen, de volledige voorbereiding, de eeredienst der maestri en der orkestleiders. Zij waarborgen aan de muziek een machtig organisch leven en een ruime uitzaaiing van geestelijk leven. Minder intensief dan in Parijs en de drie andere groote Fransche steden, maar meer gedecentraliseerd is het mu-