CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

287

wensch en dan de uitvoering van dien „oneindig rustigen" dans, die toch weer „rillen en trillen" verlangt.

Er zijn nog meer voorschriften, en wel voor de plaatsing van de instrumentalisten; om dat duidelijk te maken bevat de partituur de afbeelding van een podium, met nauwkeurige aanduiding waar de instrumenten, de lessenaars, en zelfs de stoelen moeten staan. Op die teekening wordt ook aangegeven het „brandpunt" (centro focale (it.) fokales Brennpunkt (d.) van den dans en de mimiek; eindelijk: een lichtbron met wisselende kleuren moet de danseres beschijnen.

Zooals ik dit alles beschreven heb, verlangt de componist het „obligaat" in „Allah' o' Abba. Deze perzische uitdrukking beteekent: „O Heerlijkheid Gods". De baritonzanger heeft alleen deze woorden te zingen, en moet ze tusschen de dertig en veertig keeren herhalen, natuurlijk op eentonig, psalmodiëerende wijs. De viool gaat dikwijls in 't hoogere octaaf samen met de zangstem; de piano speelt zeer gewaagde (voor mij, onwelluidende) (dis-) harmonieën, en daartusschen klinken roffels van triangel en trom en zachte bekkenslagen. Het geheel is rechtaf onverkwikkelijk, maar ik ben overtuigd, dat vele hoorders zwijmelend zullen genieten, wanneer zij een uitvoering kunnen bijwonen. Prikkellectuur vindt altijd lezers.

(Slot volgt).

Belangrijke Data.

16 Oct. * Arnold Krug 1869—1904.

fjan Pietersz. Sweelinck 1562—1621.

17 „ f Frédéric Chopin 1810—1849.

f Johann Nepomuk Hummel 1778—1837.

18 „ f Charles Francois Gounod 1818—1893.

tEtienne Nicolas Méhul 1763—1817.

19 „ * Emile von Brucken Fock 1857.

22 „ *Robert Eitner 1832—1905.

i Ludwig Spohr 1786—1859.

23 „ * Gustav Albert Lortzing 1801—1851.

24 „ fRobert Franz 1815—1892.

*Ferdinand von Hiller 1811—1885.

* Ernst Friedrich Eduard Richter 1808-1879.

f Alessandro Scarlatti 1659—1725.

25 „ * Alexander César Leopold Georges Bizet

1838—1875.

* Georg Schumann 1866.

* Johann Strauss Jr. 1825—1899.

26 „ f Peter Cornelius 1824—1874.

* Dominico Scarlatti 1685—1757.

27 „ * Niccolo Paganini 1782—1840.

28 „ *Henri Bertini 1798—1876.

29 „ fEdgar Tinei 1854—1912.

30 „ f Friedrich Robert Volkmann 1814—1883.

31 „ * Gerard Veerman 1852.

Bij den zeventigsten jaardag van Emile von Brucken-Fock moge 't mij veroorloofd wezen iets dat ik hier betrekkelijk nog niet lang geleden over hem gezegd heb grootendeels te herhalen.

Ik vertelde toen vooreerst het een en ander uit zijn Arnhemschen tijd, waarin ik hem leerde kennen. Te voren is er zijn Amsterdamsche geweest en zijn Utrechtsche, Heldersche, Bredasche, daarna, sedert November 1900 zijn Middelburgsche, zijn Haagsche; hiermee noem ik eenige stadia van zijn militaire loopbaan, die hij verliet als kolonel der genie, waarop hij ging wonen in Aerdenhout. De vermelde Middelburgsche was evenals de Bredasche ter plaatse zijn tweede. Het belang der eerste moeten wij voor zijn muzikale vorming groot achten, want in de Zeeuwsche hoofdstad, niet ver van zijn geboortehuis, het kasteel Ter Hooge te Koudekerke, kreeg hij behalve 't schoolonderwijs piano-, viool- en violoncelles, en zijn academiestad, waar hij velerlei zeldzaam gunstig oefeningsterrein vond, ook als aanvoerder van de Cadettenmuziekvereeniging Sempre Crescendo, bezorgd hem in 1877 succes van een jubileumzang voor den musicus Umlaud, en vierde met zijn feestcantate van '78 het vijftigjarig bestaan harer academie.

Van 't geen hij toen en tot ongeveer zijn dertigste jaar heeft gecomponeerd zullen drie bij Kahnt als opus 14 verschenen liederen: Seligkeit van Sonneman, Bitte van Lenau („Weil auf mir") en Abendruh van F. W. Lost, wel een tamelijk juiste voorstelling geven, door gemakkelijk wel-