18

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

De Stössel-Luit.

In Keulen, in de omgeving van den Dom, heeft de instrumentmaker Stössel zijn instrumentzaak en zijn werkplaats, een kleine ruimte achter den winkel, waar hij sinds jaren werkte aan den bouw van een nieuw snareninstrument, dat door iederen leek, ja zelfs door een kind bespeeld kan worden, na enkele weken oefening.

De vraag, een dergelijk instrument te ontwerpen, werd op een Congres van Instrumentmakers in Duitschland opgeworpen, reeds voor den oorlog en sinds dien werkte Georg Stössel stil en ongestoord, met veel succes aan deze opgaaf. Het door hem geconstrueerde instrument draagt den naam: „Stössel-Luit". Deze nieuwe gepatenteerde luit heeft in de laatste twaalf jaar in Duitschland langzaam maar zeker

oplevert, is in vervulling gegaan. De strengste critici hadden niet verwacht, dat er met deze luit in scholen zooveel bereikt zou worden, in zoo korten tijd. Vandaar de snelle toename van het onderricht op de Stössel-Luit op de scholen in Duitschland. De aanschaffing valt onder ieders bereik.

Het instrument is gestemd in groote en kleine tertsen, zoodat men bij het overslaan van een snaar steeds een quint krijgt; dit plant zich regelmatig over de toets voort.

Noten tusschen de lijnen komen bij het door Stössel bedachte notenschrift niet voor. Dit notenschrift noemt hij „Grijpnotenschrift"', het volgende zal dezen naam volkomen duidelijk maken.

Een nootteeken op de lijn beteekent, dat

Bund

Greifnoten-System.

de waardeering verworven, niet alleen van de muziekliefhebbers, doch ook van muziekpaedagogen. Hieronder zijn er verscheidenen, die na ernstig onderzoek hebben verklaard, dat zij de Stössel-Luit ten zeerste aanbevelen bij het muziekonderricht op de scholen. Leiders van Jeugdverenigingen zouden haar niet gaarne meer willen missen.

Wat sinds eeuwen de droom van alle Luit-bouwers was, een luit te construeeren die alle toonsoorten en harmonie-verbindingen toelaat, maar wier bespeling daarbij geen groote technische moeilijkheden

men die betreffende snaar met de rechterhand van links naar rechts moet aanslaan. Iedere verdeeling op het „grijpdeel" van de toets geeft een halve toon hooger. Er zijn niet meer dan vijf banden (de koperen verdeelingsstaafjes op de toets) noodig, daardoor is het instrument dan ook eenvoudig te bespelen, zelfs de moeilijkste accoorden liggen gemakkelijk.

Voorbeeld: Staat op een snaar een nootteeken, dan wordt deze met den rechterduim aangeslagen ;staat naast dat nootteeken een streep, dan „grijpt" de linkerhand de betreffende snaar bij de eerste band,