CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

25

plezier hebben van den eenvoudigen tekst vol typische termen en spreekwijzen, waaraan 't Nederlandsch rijk is en waarvan een buitenlander met geest, die 't meer van menschen dan uit boeken leerde, het eigenaardige, vooral het teekenende, wèl zoo duidelijk als een inboorling merkt; ook in de regievoorschriften staat telkens zoo'n woord, bijvoorbeeld waar de bedriegers moeten „knipmessen". Hier en daar is een uitdrukking minder juist, of ook een declamatie, maar dat zijn zeldzame gevallen. En de rhythmische prozazinnetjes of de meestal niet, soms wèl rijmende versregeltjes passen voortreffelijk bij de muziek. Die vereenigt natuurlijkheid en karakter. Eenigszins in vrijen symphonietrant ontwikkelt ze zich meerendeels uit een paar zeer expressieve melodieën, hofmarsch en bedriegerswals, met verscheidene spelenderwijs gevormde combinaties van weinig noten. Moge de voornaamste factor instrumentaal wezen, hij bevat niets essentieels buiten het begrip van kinderen, en de vocale sluit ongedwongen aan, en de zangpartijtjes (met meestal tweestemmig ensemble) zijn gemakkelijk. Van de verbeeldende klanken kan men een dissoneerend hoog en gestadig tremolo voor 't weven door een schietspoelfiguur vervangen wenschen; wat men overigens heeft aan te merken betreft allicht ook maar een kleinigheid. Bij de kennismaking met een kinderkoorstuk schenkt het beseffen van compositiemeesterschap dubbele verheuging. En al heeft men ditmaal vooruit geweten het te zullen ervaren, 't genot is er niet minder om. Over het doorlezen aan de piano meent men een drie kwartier te hebben gedaan en 't waren er vijf, a tempo, zonder pauze.

Het succes dat Lies verdient met zijn (orkest verlangend maar een goed surrogaat wel verdragend) zangspel geworde hem en wekke voor ander werk van hem aandacht. v. W.

C$3 C$3

Boekaankondiging.

door

WOUTER HUTSCHENRUYTER.

1. Rudolf Malsch: Geschichteder deutschen Musik, ihrer Formen, ihres Stils, und ihrer Stellung im deutschen Geistes- und Kulturleben.

Berlin — Lichterfelde: Chr. Friedr. Vieweg, G.m.b.H. — Prijs niet aangegeven.

De uitvoerige titel toont aan dat de schrijver zijn taak ruim heeft opgevat, en zijn boek breed opgezet. De titel wekt verwachtingen, die voor het grootste gedeelte wel worden verwezenlijkt; het boek is — over het algemeen genomen — goed en bruikbaar.

Mijn persoonlijke neiging gaat niet uit naar dergelijke „speciale" werken. Het is zoo moeilijk de toonkunst aan landsgrenzen te binden; daar spelen zóóveel invloeden van over die grenzen mee, dat een zuiver „nationale" muziek bijna nergens, en zeker niet in de groote cultuurlanden, gevonden wordt. De schrijver echter heeft nu eenmaal zijn boek zóó en niet anders opgezet, en wij hebben het te aanvaarden.

Dat zal menigeen, met mij, gaarne doen, want het is een goed, verdienstelijk boek, door een blijkbaar kundig man geschreven. Men komt menig juist en puntig gezegde tegen, waarvan het volgende (blz. 99) een voorbeeld geeft: „het gevolg" (van den ondergang der huiselijke muziekbeoefening, W. H.) „is die ongelukkige klove „tusschen vakmannen en leeken, tusschen „muzikalen en onmuzikalen, die de muziek „heeft beroofd van haar kracht, het geheele „volk in één geest saam te binden," ook kan men instemmen met (blz. 110): „de „volgende hoofdstukken zullen.... moeten „bewijzen dat het steeds weer het lot van „de duitsche beschaving en van de duit„sche kunst is geweest, dat zij vreemde „elementen moesten opnemen, maar eveneens, hoe juist daaruit de duitsche aard „gebleken is, dat door die bijmenging van „vreemde sappen in de germaansche grond-