38

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

Het aantal concerten wordt langzamerhand veel te groot; Het vele spelen is des toehoorders dood.

* * *

Grieg verwierf zich indertijd overal vrinden,

Omdat hij zooveel nieuws (en moois!) wist te vinden.

* * *

De heiige Caecilia beschouwt men als de schutspatrones der muziek, En indertijd wilde zij van wereldsche zaken niets weten! Is dat niet komiek?

* * *

Aan het begrip „methode", daar kwam langzamerhand een luchtje aan, Omdat zoo weinig schrijvers logisch hebben gedacht en gedaan.

luiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiHiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiti uuvAvvi 11111 if 11 n»i ü 1111 mi

Een kwarteeuwfeest en een Nederlandsch protestantsch Te Deum.

Voor vijfentwintig jaren begon het Gereformeerd Gemengd Koor in Amsterdam zijn werk, geleid door F. Pijlman, die 't nog aanvoert. Wij hebben reden tot medegedenking, want hij die met zijn zangeressen en zangers dit jubileum mocht vieren, heeft grooten en waarschijnlijk heilzamen invloed verworven op de muziekbeoefening zijner eenvoudige volksen geloofsgenooten, en wat van zijn vertrouwen, zijn muzikale gaven, zijn overleg, inzicht en propagandatalent, zijn onvermoeide volharding hun allen ten goede kwam, was met zijn Amsterdamsche koristen beproefd. Voor hen koos hij liederen, bezorgde hij vertalingen, schreef hij met autografeermateriaal de partituurtjes en partijen die bij duizenden door het land gingen en gaan; voor hen verzamelde hij de geregeld alom gebruikte respectabele bibliotheek, die voortdurend door de sedert lang niet meer primitief gedrukte maandelijksche bijlage van zijn door hem gesticht en geredigeerd, weldra den 22en

jaargang eindigend tijdschrift De Harp wordt verrijkt, en van hen leerde hij hoe zijn bij Zweers ontwikkeld, steeds vaardig en zich verder vormend compositievermogen het meest zijn streven dient.

Er is van De Harp een feestnummer uitgekomen met portretten die hem, zijn Amsterdamsche vereeniging en haar bestuur afbeelden, zijn eigen verhaal, een aanvullend artikel van K. S. en den koorproloog zijner te dezer gelegenheid geschreven, door hemzelf toegelichte cantate Soli Deo Gloria, die volledig in zijn van smaak getuigend handschrift-facsimile verscheen en een Nederlandsch protestantsch Te Deum mag heeten.

Hij behandelde zijn uit psalmverzen saamgelezen tekst in een zesdeeligen cyclus met forsch en plechtig praeludium over het titelmotto, tevens aanhef en tusschenthema van het daarmee verbonden eerste koor, dat na warm belijden tot een juichend halleluja komt. Sopraanzang, breed verkondigingslied, wordt gevolgd door een a cappella harmoniseering der zestiend'eeuwsche wijs van Psalm 90 volgens 't oude metrum, en voortgezet in een blijden solo met koor, waarbij de groep der mannen die der vrouwen eenige malen canonisch antwoordt. Sopranen en tenoren zingen daarop als doorloopenden canon een ootmoedige bede, ten slotte met toetreding der alten en bassen. Dan opent een unisonokoraal (wijs van Psalm 75) met intermezzomotieven der begeleiding, die zich overigens figureerend boven een krachtig schrijdenden continuo beweegt, den epiloog; een glansrijke fugatische bewerking van het Soli enDeo Gloria met halleluja's, instrumentale snelle passages en de plechtigheidsrhythmen van 't voorspel sluiten hem.

Pijlman gaf een werk, dat zijn liefde voor Mendelssohn en evenzeer zijn bekwaamheid en oprechtheid toont en ongetwijfeld elke door hem ermee bedachte vereeniging en haar auditorium zal stich-