CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

189

mocht dit verteren waar het hem beliefde.

Toch heeft Vogler bij dat alles geen zij gesponnen! Hij kreeg uitvinders-bevliegingen, wilde orgelpijpen vervaardigen, waarin het mogelijk was, door sterker of zwakker winddruk, crescendi en diminuendi te maken; zulke pijpen liet hij aanbrengen op een draagbaar orgel, dat hij op zijn reizen meenam.

Hij is daarmee ook te Rotterdam geweest en heeft in die stad nog andere dingen verricht, n.1. het verbouwen van eenige orgels volgens het, door hem bedachte, Simplifications-System. Dat systeem was (volgens Eitner, aan wiens prachtig artikel over Vogler i. d. Allgem. Deutsche Biogr.ie ik veel bizonderheden ontleen) geniaal, maar onbruikbaar. Andere organisten konden er niet mee uit den weg. Rinck, de groote organist uit Darmstadt, en ook Mendelssohn die nog zulk een door Vogler „vereenvoudigd" orgel leerde kennen, prezen de uitvinding, maar konden het instrument evenmin bespelen.

Het gevolg was dat alle, door Vogler verbouwde, orgels weer in den oorspronkelijken toestand werden teruggebracht.

Daar zou over Vogler nog veel meer te vertellen zijn; ik teekende nog heel wat bizonderheden op. Ik ben echter — naar ik vrees — reeds te uitvoerig geweest en vermeld daarom alleen nog, dat de man een ouden dag vol zorgen had, dat hij gedrukt werd door de schulden die hij om zijn fantastische proefnemingen met de orgels had moeten maken. Zweden betaalde zijn pensioen niet uit, en Vogler zou zijn leven in bittere armoede hebben moeten eindigen, wanneer niet de landgraaf van HessenDarmstadt hem (levenslang) tot kapelmeester had benoemd, op een salaris van 2200 guldens met vrije kost en woning.

Gewoonlijk weet men van Vogler alleen dat hij de leeraar van Weber en Meyerbeer was; ik hoop te hebben aangetoond dat hij — van wien Eitner zegt: zelden werd een kunstenaar zóó vereerd en zóó

gehaat — een der figuren van beteekenis was, op de scheiding van achttiende en negentiende eeuw.

WOUTER HUTSCHENRUYTER.

Het Praatje van de Maand.

Het is een publiek geheim, dat het met de Opera's in het afgeloopen seizoen allesbehalve florissant gegaan is! De „Coopera-tie" heeft een reeks slechte voorstellingen gegeven en ook slechte zaken gemaakt en de Italiaansche opera, die evenmin schitterend voor den dag gekomen is, moet finantieel ook een strop gehaald hebben. Wat zal er nu gebeuren? ... In elk geval is uit Den Haag de tijding gekomen, dat er plannen bestaan om de Italiaansche Opera met de „Co-opera-tie" in het volgend seizoen te combineeren.

Plannen in die richting zijn wel eerder gemaakt maar konden niet uitgewerkt worden, omdat de besturen van beide inrichtingen het niet eens konden worden over de verdeeling van de aandeelen van de te stichten onderneming, hoewel de directies het wel met elkander eens waren. Naar de Telegraaf dezer dagen wist te vertellen, heeft de Burgemeester van Den Haag, de heer Patijn, de vorige maand een brief gezonden, waarin de wenschelijkheid om tot één instelling te komen uitgesproken is. Naar aanleiding van dezen brief is er toen vergaderd onder het voorzitterschap van den burgemeester en het gevolg is geweest, dat beide partijen toegezegd hebben een rapport bij den burgemeester te zullen indienen met uitgewerkte plannen voor samenwerking of fusie. Binnenkort zullen wij er wel nader van hooren.

Van het feest dat bij gelegenheid van het veertigjarig bestaan van het Concertgebouw gegeven is zal men elders lezen; edoch, al pratende denk ik als vanzelf terug aan de avonden in het Concertgebouw en in de eerste plaats aan Willem Kes, dien wij eindelijk na zooveel jaren weer