242

DE VEREEN1GDE TIJDSCHRIFTEN

Belangrijke Data.

1 Sept. * Engelbert Humperdinck 1854.

* Eduard Hanslick 1825-1904. *Aaltje Noordewier—Reddingius 1868.

* Johann Pachelbel 1653-1706.

* Carel Lodewijk Willem Wirtz 1841.

2 „ *Alphons J. M. Diepenbrock 1862-1921.

3 „ fKarl Franz Ignaz Chrysander 1826-1901.

4 „ * Anton Bruckner 1824—1896.

tEdvard Hagerup Grieg 1843—1907.

* Constantijn Huygens 1596—1687.

5 „ * Christian Louis Heinrich Kohier 1820-'86.

* Giacomo Meyerbeer (Jacob Liebmann Beer) 1791-1864.

* Georg Vierling 1820—1901.

6 „ * Antonio Diabelli 1781-1858.

8 „ * Anton Dvorak 1841-1904.

fBernard Klein 1793-1832.

9 „ fOtto Jahn 1813—1869.

* Girolamo Frescobaldi 1553—1644. *Dr. Ewald Daniël Pijzei 1846-1926.

10 „ *Nicola Jomelli 1714—1774.

* Izaak Albertus Houck 1849.

* Christiaan Frederik Hendriks 1861. *Friedrich Kuhlau 1786-1832.

* Jan Brandts Buys 1868.

12 „ * Theodor Kullak 1818-1882.

*Richard Pohl 1826-1896.

f Jean Philippe Rameau 1683—1764.

13 „ * Elisabeth Kuyper 1877.

* Arnold Schönberg 1874.

*Clara Schumann—Wieck 1819—1896.

14 „ * Maria Luigi Zenobio Carlo Cherubini

1760-1842.

15 „ * Halfdan Kjerulf 1815-1868.

16 „ f Frans Dunkier 1816—1873.

17 „ * Guiseppe Saverio Mercadante 1795-1870.

* Ludwig Siegfried Meinardus 1827-1896.

18 „ t Theodor Kirchner 1823—1903.

22 „ fjulius Stockhausen 1826—1906.

23 „ f Sophia Johanna Huberta Offermans-van

Hove 1829-1906.

24 „ fVincenzo Bellini 1801 — 1835.

f André Erneste Modeste Grétry 1732-1813.

* Willem de Haan 1849.

25 „ * Jean Philippe Rameau 1683—1764.

f Johann Strauss Sen. 1804—1849.

27 „ * Johan Jacobus Schoonderbeek 1874-1927.

28 „ * Johann Mattheson 1681 —1764.

* Cyril Scott 1879.

29 „ * Jan Hermanus Besselaar Jr. 1874.

* Wilhelmina Gips 1843—1895.

30 „ * Karei (genaamd Charles) Grelinger 1873.

* Johann Severin Svendsen 1840—1911.

* Charles Villiers Stanford 1852.

Ongetwijfeld zal ieder er mede instemmen, dat deze rubriek, welke ditmaal aan Nederland's grootste' zangeres is gewijd, voor dit keer vooraan werd geplaatst, bij de kunstbijlage welke wij onzen lezers bieden.

Mevrouw Noordewier werd zestig jaar, en de tijd van haar optreden veertig.

Wat ons in haar geschonken is, gedenken wij met de verwachting eener lange concertenreeks, die het tienduizenden gaat brengen tot zoo mogelijk nog dieper besef, en wel ontzaglijk veel zal vergen van haar krachten, maar — wij zijn om haar zelfkennis er gerust op — niet meer dan zij vermag te geven zonder eenig nadeel voor een vertolking.

Niemand vreeze vermoeidheid te zullen ontwaren van de koninginnegestalte, van het zingende gelaat (dat wijlen Sibmacher Zijnen met dien eenen trek heugend schetste), van de weergalooze stem en evenredige techniek, van de menschelijkerwijs onfeilbare toewijding aan eiken toon, elk woord, elk inhoud- en vormgeheel, aan elke waardige taak, vervuld door haar die zich zeker nooit tot een haar onwaardige kon leenen.

Alles ten zeerste, niets te zeer, moet wel steeds de leus van haar arbeid zijn geweest, en de verwezenlijking heeft zij veroverd. Wie ruim een kwarteeuw geleden al telkens wanneer de gelegenheid zich aanbood onder haar gehoor was, herinnert zich misschien bij de toen al onvergelijkelijke zangschoonheid soms verlangd te hebben naar sterkere, vrijere bewogenheidsopenbaring. Een iets te zeer van gevoelsbeheersching is naderhand verdwenen in groote volkomene harmonie.

Zij heeft ons de louterende machten der vreugd en der smart gewezen, ons in Bach's mysteriën en godsdienstoefeningscantates, in de hoofdwerken der Oratoriumbibliotheek en der op het zaalpodium gebrachte hoogmis- en doodenmis-litteratuur alle van blijheid, droefheid en troost getuigenden, alle verheerlijkenden en bid-