CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

245

Mevr. Hartog-Horneman.

Wij hebben in de kolommen van dit blad reeds zoo vaak het opera-vraagstuk in ons land behandeld, zoo bij herhaling gesproken over de toestanden die in het muzikaal-dramatische bedrijf heerschen,dat er geen reden kan zijn om weer overnieuw te beginnen. Maar wel is wenschelijk, ja noodig, de telkens weer terugkomende praatjes van de vijanden van een Nederlandsche Opera tegen te spreken; gewoonlijk zijn het op niets berustende praatjes die desondanks een lang en taai leven hebben omdat de een ze, gedachteloos, van den ander nabauwt. „Wij kunnen geen Opera bezitten, omdat de goede krachten er niet zijn." Daar is het geleuter weer. Kunnen wij in ons kleine land dan niet wijzen op een Urlus, een Albers, een Van Rooy, een Orelio, om niet te spreken van Thijssen, De Vos, Groenen, Bronsgeest, Butter, Moes, van Liesbeth Ohms, Liesbeth Poolman, van Joy Mac Arden . . .

Kom, houd u dat praatje voortaan nu toch thuis. Wij hebben krachten genoeg; het eenige wat wij niet bezitten is een degelijke, solide opera-onderneming, waar die krachten een behoorlijk bestaan kunnen vinden. En omdat die instelling er niet is zoeken al die goede krachten natuurlijk hun troost in het buitenland waar hen behoorlijke, eervolle posities aangeboden worden.

Hiernevens vindt men het portret van een Nederlandsche Operazangeres of liever, van een dame die dat zou willen en zou kunnen zijn wanneer er maar plaats voor haar was. Het is mevrouw HartogHorneman, de echtgenoote van een Rotterdamschen zakenman. In het begin van dit jaar is haar de onderscheiding te beurt gevallen door Gemma Bellincioni naar Italië te worden geroepen om mede te werken aan operavertooningen te Rome, die daar, met steun van den Staat, gegeven werden door leerlingen van mevrouw Bellincioni. Daaronder schaart zich mevrouw Hartog. Toen de vermaarde Italiaansche

operakunstenares zich in Den Haag vestigde tot het geven van onderricht, heeft mevrouw Hartog, die zich reeds bij Josef Thijssen als zangeres bekwaamd had, zich onder haar leiding gesteld om voor de Opera opgeleid te worden. Tot de Opera had onze landgenoote zich steeds bijzonder aangetrokken gevoeld; geen wonder dus dat zij van de aanwezigheid van de groote Gemma in ons land gebruik wenschte te maken. De vereerende uitnoodiging aan de Operavoorstellingen te Rome te willen medewerken, kan wel als een bewijs gelden, dat mevrouw Bellincioni zich over de prestaties en vorderingen van haar Hollandsche leerlinge alleszins tevreden gevoelde.

Lena Horneman (niet te verwarren met Helene van Raalte-Horneman) werd 27 Juni 1896 te Rotterdam geboren. Oorspronkelijk was het plan, dat zij voor piano opgeleid zou worden en dies begon zij als kind van dertien jaar haar studies bij Louis Schnitzler; zij is zoover gekomen, dat zij meermalen als begeleidster op kon treden. Zij trad vroeg in het huwelijk met den heer Hartog, zong toen veel voor eigen plezier en spoedig was iedereen het er over eens, dat er in haar een zangeres stak. Zij stelde zich toen onder leiding van wijlen Josef Thijssen en na twee jaar gestudeerd te hebben gaf zij met haar ouden pianoleeraar Schnitzler liederavonden te Amsterdam, Rotterdam en 's-Gravenhage en overal mocht zij vleiende persbeoordeelingen oogsten.

Na den dood van Thijssen ging mevrouw Hartog, zooals gezegd, naar de Italiaansche meesteres Gemma Bellincioni, die zich toen te 's-Gravenhage gevestigd had en deze oordeelde mevrouw Hartog's stem bij uitstek geschikt voor de Opera. In die richting is zij toen gaan werken met het gevolg: een uitnoodiging om te Rome mede te werken.

De persbeoordeelingen aldaar zijn alle bijzonder gunstig uitgevallen. De componist Umberto Giordano overhandigde onze