40

NIEUWE GETIJCONSTANTEN VOOR

Het verloop dezer gemiddelden is niet bijzonder regelmatig. Toch schijnt er een zekere orde in aanwezig te zijn, welke wellicht door te weinig materiaal niet voldoende aan den dag is kunnen treden. Een nader onderzoek, zich uitstrekkend over een geheele 19-jarige maansperiode en met meer regelmatig over dat tijdperk verdeelde waarnemingsgroepen zal noodig zijn om na te gaan of zich in de gemiddelde afwijkingen der constanten mogelijk een jaarlijksche gang verscholen houdt.

Uit volledige jaarreeksen werden reeds vroeger voor Djamoeanrif de volgende constanten gevonden:

S2

Kx M, O, N, K,

1 Nov. 1902-5 Nov. 1903 Gr.

Kappa. 10.4 Ampl. 8.4

325.9 35-°

266.9 58.6

353-°

327.6

51.1 3-4

24.2 1-7 1.8

15.6

I Febr. 1904-5 Febr. 1905 Gr.

Kappa. 17.0 Ampl. 8.4

328.2

39-2 275.1

64.9 349-3 324.8

52.5

3-7 26.4 1.9 1.9 14.9

Gemiddeld Gr.

Kappa. 13.7 Ampl. 8.4

» 327.1

» 37.1

» 271.0

» 61.8

» 35i-i

» 326.2

51.8

3-6 25-3 1.8 1.8

terwijl tabel I voor de gemiddelden der uit 22 groepen benaderde constanten geeft:

Gr.

S2 Kappa. 7.4 Ampl. 7.8

Ki » 308.4 » 55-5

M2 » 39.6 . 3.6

Oj » 277.5 » 26.6

N2 » 78.3 » 1.8

K2 » 2.0

P3 » 14.8

Nu is het mogelijk uit een jaarreeks 6 groepen van benaderingsreeksen af te zonderen. De totaal gemiddelden dezer 6 groepen zijn evenwel niet volkomen gelijkwaardig aan die, verkregen uit een volledige jaarserie, vermits hierin meer storende invloeden zijn geannuleerd. Aan deze laatste mag men dus gerust, ten opzichte der eerste, dubbel gewicht toekennen. In aanmerking nemende nu, dat de gemiddelden uit tabel I zijn afgeleid uit 22 groepen, terwijl die uit de beide jaarseriën tezamen geacht mogen worden te zijn ontstaan uit 2 X 6 X 2 = 24 groepen, zal een eenvoudige middeling voldoende zijn ter verkrijging van de nieuwe constanten.

Alzoo vindt men voor Djamoeanrif de volgende eindwaarden :