52 DE VARIATIE OP DE NEDERLANDSCHE ZEEKAARTEN.

RlJCKEVORSEL in 1891, uitgegeven door het Bataafsch genootschap van proefondervindelijke wijsbegeerte te Rotterdam in 1895. Het kaartje van dit werk wordt hierbij gereproduceerd, na schaving der isogonen en na vermindering van de waarden daarvan met i°4o', de afname der variatie van 1891 tot 1911, voor welk jaar de cijfers gelden !).

Bovendien waren de volgende gegevens, eveneens herleid tot 1911, bekend:

Delfzijl —12°.1 Leiden —!3°-5 Vlissingen —140 W.-oord i3°-2 Rotterdam 13°.6 Nijmegen 12°.7

Amsterdam I3°.2 Hellev.sluis I3°.6 De Bilt 12°.9

Het eerste is bepaald door dr. SCHüCK, het laatste door het Instituut, de overige door den Adviseur Verificateur van 's Rijks zee-instrumenten. Deze gegevens passen volkomen in de magnetische opneming.

De overweging dat men peilingen en koersen slechts op 1° nauwkeurig kan nemen en sturen, deed besluiten, waar noodig, afwijkingen toe te laten tot o ,5.

Daarom is voor elke kaart, behalve voor nos. 208, 226 en 227, slechts één variatiewaarde, die van het centrale punt aangenomen. De grootste daardoor ontstane fout bedraagt aan de randen o°,2, dus bij aansluiting van een O. en W. kaart 0°,4 (bij Vlissingen kaarten 203 en 214, bij Ameland kaarten 205 en 206). Op de kustkaarteu moesten echter, om de verschillen met de werkelijkheid binnen de gestelde grens te houden, de kompassen verschillende variaties krijgen, daarbij is overgegaan op den vollen naasten graad.

De jaarlijksche afname der variatie moest worden vermeld om deze te kunnen corrigeeren en kon niet worden opgegeven in een andere maat dan minuten; daaruit mag echter geenszins worden afgeleid dat ook de opgave der variatie in minuten nauwkeurig is.

Het is mogelijk dat men het met dit systeem niet eens is, en de verschillen had willen zien teruggebracht tot de helft of minder, door op de kaarten der zeegaten kompassen met verschillende variaties te plaatsen en op de kustkaarten over te gaan op halve of kwart graden, hetgeen was uit te voeren geweest door het stellen van ongelijke jaartallen bij elk kompas. De afdeeling Hydrographie heeft echter gemeend dat voor zulk een noch afzetbaar, noch merkbaar verschil aan een gezagvoerder niet de last behoefde te worden

x) Door het Instituut wordt de opmerking gemaakt dat de isogonen bij Helder wel wat O.-lijker kunnen vallen. Het komt echter wenschelijk voor de zaak ongewijzigd te geven, zooals zij destijds is opgezet.