betrekking hebbende op de omwenteling in 1813/14. 67

15. Commissarissen-generaal aan Verdooren.

26 Nov. 1813 J).

Kennisgeving dat hij door het Algemeen Bestuur benoemd is tot admiraal van de Zuiderzee 2).

Verder verzoeken wij U.W.E.G. zonder verwijl twaalf canoneerbooten naar Rotterdam op te willen zenden 3) alzoo admiraal Kikkert dezelve zeer benoodigd is tot het attaqueren der stad Gorcum; dezelve dienen behoorlijk van geschut en ammunitie voorzien te zijn, en twee daarvan zelfs naar vereischte met matrozen en officieren bemand, zoo zij misschien in de omstreken van Gouda eenige attaque mogten lijden.

16. Kikkert aan Verdooren.

26 Nov. 1813

Ik neme bij dezen de vrijheid aan U WEd. te herhalen het verzoek door den Heere Grave van Hogendorp aan U gedaan, houdende verzoek om met den meesten spoed aan mij af te zenden twaalf kanonneerbooten, voorzien ieder met een stuk van 12 eu 6 pel. en de verdere noodige ammunitie en toebehooren 6). Ik bid U dus Mijnheer den Schout bij Nacht, om de verzending van die vaartuigen zooveel als in Uw vermogen is te bespoedigen, ten einde alles wat mogelijk is ter defensie in het werk te stellen, wat van ons afhangt en vereischt wordt.

Ik heb cle eer UEd. hiernevens te doen toekomen eenige Exemplaren van een door mij gedane Proclamatie 6) ter uwer informatie, en welke op heden van het Raadhuis dezer stad is gepubliceerd en vervolgens geaffigeerd; dezelve zijn door mij ook heden afgezonden aan den Heer Burgemeester en Courantier der stad Amsterdam, met verzoek, om daaraan cle noodige Publiciteit en affictie te geven.

*) Uit Amsterdam. — Col. VI, 3e stuk, Inl. 45 n°. 50. 2) Zie hiervoor, blz. 62 noot 1.

:l) Aan commn.-gen'. verzocht door het Algemeen Bestuur (zie C'ol. VI. 3= stuk 83, voorlaatste alinea),

4) Uit Rotterdam. — Archief Amsterdam. Kikkert had zich eerst den 2Óen Nov. openlijk bij den opstand aangesloten (zie Historisch Gedenkboek 1813 III. 138—142).

5) Zie hiervoor op blz. 65 de afdoening van n°. 12.

e) Ue door den boekhandelaar Joh. Immerzeel opgestelde, kernachtige proclamatie, o. a. te vinden in Bosscha's Geschiedenis der omwenteling I. 209--211, en in Konijnenburg's Nationaal Gedenkboek, 168—169.