212

KORTE MEDEDEELINGEN.

gedaan door het feit, dat zij niet voor het dag worden tegen Bizerta zou kunnen ageeren.

Door naar Bizerta te gaan zou dan B tusschen haar object van aanval en A komen te liggen en in dat geval kon A niets beters wenschen. Er was voor A in elk geval voldoende reden te denken, dat de route van B langs Bizerta zou kunnen voeren, om met het oog daarop eenige onderzeebooten voor die haven te laten kruisen.

De gegevens van het vraagstuk waren zoodanig dat A wel moest verwachten op den 14™ niets hoegenaamd van de tegenpartij te zullen zien.

Intusschen werd A toch op haar reis om de zuid door de kruisers van B verkend.

Het was den commandant van B niet voldoende geweest dat hij zeker was in zijn plan te slagen. Hij had zijn 3 kruisers om de oost van zijn uitgangspunt op verkenning gestuurd. Het is duidelijk dat B iets anders beoogde dan door het toonen van haar kruisers aan A, deze laatste de zekerheid te geven, dat B om de zuid was gegaan. Doordat de kruisers recht oost koersten, zou men in twijfel kunnen zijn omtrent een noordelijken of zuidelijken koers der tegenpartij en daarom is aan te nemen, dat hun opdracht veel meer daarin bestond om A op een dwaalspoor te brengen, dan om A te verkennen op een oogenblik, dat zij niet in staat was om B iets in den weg te leggen.

Voor A scheen het echter duidelijk, dat de kruisers haar trachtten te verlokken tot een vervolging, die A naar het noorden zou gebracht hebben.

De 3 kruisers van A liepen volle kracht op de kruisers van B aan, toen deze gezien werden en beide kruiserdivisiën manoeuvreerden om zich snel in verband te vereenigen, waarbij de schepen elkaar binnen het bereik der kanonnen passeerden; hieruit is een serie korte gevechten ontstaan, waarbij van B de „Victor Hugo" en van A de „Jules Michelet" in dusdanige positie kwamen tegenover 2 tegenstanders dat zij wederzijds door A en B werden opgeëischt als buiten gevecht gesteld. De scheidsrechter kende dezen eisch echter niet toe. De pantserschepen van A hadden intusschen door een gelijktijdige manoeuvre den schijn aangenomen om de „Victor Hugo" te vervolgen en doordat dit schip naar het noorden ontweek, putte de commandant van A daaruit de overtuiging dat B in het zuiden gezocht moest worden. Hij gaf de vervolging op en liet zijn kruisers hun post vóór de pantserschepen hernemen.

De kruisers van B waren er goed afgekomen en zij hingen