TORENS VOOR DE ZWARE ARTILLERIE ENZ.

283

Duitschland.

Slagschepen.

1. „Deutschland" 1904/06 13.200 t. 4 28.

Een tweelingtoren vóór, één achter, het betrekkelijk zware en talrijke middelbare geschut in het midden in eene centrale batterij met uitgebouwde hoekkazematten.

2. „Nassau" 1908 18.900 t. 12 28.

Zes tweelingtorens, de voorste en achterste als op de „Deutschland", de vier andere in een vierkant opgesteld, zoodat zij elkaar twee aan twee maskeeren. Het middelbare geschut als op de „Deutschland" in een centrale batterij.

3. „Helgoland" 1909/10 22.800 t. 12 30.5.

Opstelling precies als op de „Nassau", enkel vergrooting van het kaliber en vermeerdering van het middelbare geschut.

4. „Kuiser" 1911/12 24.700 t. 10 30.5.

Niettegenstaande de vermindering met een tweelingtoren, toch krachtiger vuur als bij de „Helgoland". De voorste toren is gebleven, achter evenwel twee trapsgewijze geplaatste torens, in het midden, tusschen de beide schoorsteenen twee torens in schaakopstelling, op verhoogingen.

5. „König-" 1913 27.400 t. 10 30.5.

Zoowel voor als achter twee trapsgewijze geplaatste torens, in het midden, midscheeps een toren, het eerste Duitsche schip met zuivere midscheepsopstelling.

6. „Ersatz Wörth" 1914 30.000 t. 8 38.

Zoowel voor als achter twee trapsgewijze geplaatste tweelingtorens in de midscheepslijn. Het middelbare geschut, evenals bij alle Duitsche „Dreadnoughts" in een centrale kazemat.